Hirsch Ballin: Gelijkheidsdenken vraagt heroriëntatie
Het verbod op discriminatie kan gemakkelijk vervallen tot passieve onverschilligheid. Er is daarom een heroriëntatie nodig op artikel 1 van de Grondwet. Het gelijkheidsbeginsel moet aanzetten tot actieve betrokkenheid op elkaar.
Dat zei minister Hirsch Ballin van Justitie dinsdagmorgen in Utrecht in de eerste Gelijke Behandeling Lezing. Hij sprak op een congres dat werd gehouden ter gelegenheid van het feit dat vijftien jaar geleden de Algemene wet gelijke behandeling werd ingevoerd, en in het kielzog daarvan de Commissie Gelijke Behandeling werd geïnstalleerd.Volgens de bewindsman hebben zowel de wet als de commissie gezorgd voor „een hoger beschermingsniveau” van individuele burgers. „Tachtig procent van de oordelen van de commissie wordt opgevolgd.” Toch plaatste hij een kanttekening bij het gelijkheidsdenken van de afgelopen vijftien jaar. „Onderscheid maken is vooral verboden geworden. Maar is het soms ook niet juist wenselijk? Zaken als religie, ras, geaardheid dreigen te worden verbannen naar de privésfeer, terwijl ze zó bij het mens zijn behoren.”
Hirsch Ballin noemde artikel 1 van de Grondwet niet alleen een verbod, maar ook een opdracht. „Een positieve opdracht om elkaar te respecteren in wie we zijn, in plaats van alleen maar te tolereren.” De minister hekelde de „harde toon” in het publieke debat over grondrechten en het gelijkheidsdenken, „Er is een heroriëntatie nodig. Ik pleit voor een democratie zonder feitelijke uitsluiting van mensen, maar ook zonder eenvormigheid. Dynamiek en pluriformiteit maken een samenleving sterker.”
Wie andersdenkenden alleen maar tolereert, vervalt volgens Hirsch Ballin „makkelijk” tot onverschilligheid. „Het resultaat daarvan is het isoleren van groepen ten opzichte van elkaar. Er is meer nodig: wederzijds respect. We moeten elkaar erkennen als waardevol in wie we zijn.”
Hirsch Ballin refereerde aan een nieuw initiatief, het Nationaal instituut voor de rechten van de mens. „Daar wordt op dit moment hard aan gewerkt. Per 1 januari 2011 moet het van start gaan. Het zal worden geïntegreerd in de Commissie Gelijke Behandeling. Dat is niet alleen een praktische keuze, ook een zinvolle. Beide instellingen zijn nadrukkelijk betrokken bij het brede terrein van de rechten van de mens.”