Verdachten bomaanslagen moeten worden uitgeleverd aan VS
Twee Egyptenaren en een Saoediër die in Groot–Brittannië gevangen zitten op verdenking van betrokkenheid bij de bomaanslagen op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania in 1998, moeten worden uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Het Hogerhuis in Londen heeft maandag een verzoek van de drie om niet aan de VS te worden uitgeleverd afgewezen.
De Saoedische zakenman Khalid al–Fawwaz (37) wordt door Washington ervan verdacht met Osama bin Laden te hebben samengewerkt in het beramen van de aanslagen, waarbij meer dan 225 mensen zijn omgekomen. Ook de Egyptenaren Adel Abdel Bary (41) en Ibrahim Eid Arous (44) worden verdacht bij de aanslagen betrokken te zijn geweest.
Een Britse rechtbank had vorig jaar de uitlevering al bevolen van de Egyptenaren. Ze hebben jarenlang een juridische strijd gevoerd tegen uitlevering. Vijf zogenoemde Law Lords, leden van het Hogerhuis met een juridische bevoegdheid die de hoogste rechtsinstantie vormen, wezen het verzoek unaniem af.
De drie verdachten stelden dat de VS geen recht hebben om hun uitlevering te eisen, omdat de aanslagen niet op Amerikaans grondgebied plaatsvonden. De magistraten wezen dit argument echter af.
Van de Egyptenaren zijn vingerafdrukken gevonden op verklaringen die na de aanslagen naar diverse media zijn gestuurd. In een pamflet werd opgeroepen tot wraakacties tegen de VS, omdat zij leden van de Egyptische radicale islamitische Jihad–groep zouden hebben gearresteerd.
In oktober werden in New York drie leden van het al–Qaeda–netwerk veroordeeld tot levenslang voor hun rol in de aanslagen van 1998.