Tevredenheid
Over een eerlijk proces zijn boeken te schrijven vanuit vele invalshoeken, zoals bijvoorbeeld Kafka liet zien. De combinatie ”eerlijk” en ”proces” geeft aan dat recht en psychologie hier samengaan. Dr. A. F. M. Brenninkmeijer zoomt daar ook op in in zijn gelijknamige bijdrage in het Nederlands Juristenblad nr. 32. „Partijen verwachten van de rechter meer dan dat hij een bekwame juridische automaat is.”
De manier waarop de procedure verloopt (de auteur noemt dit „procedurele rechtvaardigheid”) is van essentieel belang voor de waardering van een proces als „eerlijk.” Indien een uitspraak negatief is voor een partij, zal die de uitspraak eerder aanvaarden als het proces volgens hem eerlijk is verlopen. De rechter moet derhalve op deze behoefte inspelen en al doende kan hij erop rekenen dat zijn autoriteit door partijen uit overtuiging erkend wordt en niet slechts wegens zijn toga. „Een eerlijk proces legitimeert de uitkomst ervan.” Bij een eerlijk proces in onze rechtstaat spelen beginselen, zoals hoor en wederhoor een rol. Hoor en wederhoor is echter vooral communicatie en niet alleen het formeel bieden van de gelegenheid iets te zeggen.De auteur wijst op onderzoek bij de politie: na het uitdelen van verkeersboetes was slechts een deel van de bekeurden ontevreden over de politie. De belangrijkste reden voor die ontevredenheid was het niet serieus genomen voelen. Daarentegen leerde onderzoek bij mensen die door de rechter bij kleine vergrijpen direct werden heengezonden zonder straf, omdat alleen al hun komst naar de rechter en het daarvoor vrij nemen voldoende sanctie inhield, dat deze mensen niet tevreden waren. Tevredenheid of ontevredenheid wordt niet zozeer bepaald door de uitkomst, maar door de manier waarop die uitkomst tot stand komt.
De auteur concludeert dan ook dat „ongeacht de uitkomst ervan, justitiabelen procedures rechtvaardig vinden wanneer zij als procesdeelnemers gehoord worden en hun verhaal kunnen doen, ze invloed hebben op de procedure en voldoende informatie hebben ontvangen en met respect bejegend zijn.”
De auteur wijst op het belang van bewustheid hiervan bij rechters. Verveeld overkomen, ironische vragen stellen en dergelijke brengen mee dat een partij bij een negatieve uitkomst in beroep zal willen, terwijl daar met een andere bejegening mogelijk vanaf was gezien.
Zeker in een tijd waarin (automatische) autoriteit ter discussie staat, kunnen rechters hier winst boeken.
In Tijdschrift voor de Procespraktijk 4 een bijdrage van mr. E. van der Hoeden over de rol van gemeenten herpakken bij gedwongen ontruiming. De auteur bespreekt het probleem dat gerechtsdeurwaarders bij een gedwongen ontruiming van een huurwoning de huisraad op straat zetten. De Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt dat de deurwaarder de datum voor ontruiming moet meedelen aan het college van burgemeester en wethouders.
Decennialang rekenden gemeenten het tot hun taak om na de ontruiming de inboedel van de openbare weg af te voeren en op te slaan. Onder druk van privatisering is er „een stroming binnen gemeenten op gang gekomen” om zich geheel te distantiëren van ontruimingen. Op enig moment zijn gemeenten zelfs gaan eisen dat de verhuurder op straffe van sancties de huisraad zelf afvoerde en opsloeg.
De auteur bepleit een landelijke lijn. Met de inwerkingtreding van nieuw bestuursrecht is het niet toegestaan een sanctie op te leggen voor overtredingen waarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. De deurwaarder is geen overtreder als hij zijn wettelijke taak uitvoert. De auteur acht echter „bijzonder aannemelijk” dat de verhuurder als „medepleger” van de deurwaarder ook een beroep kan doen op deze bepaling. Gemeenten moeten hun verantwoordelijkheid dan ook hernemen. Zo niet, dan op naar de Raad van State.
In het Advocatenblad 13 tot slot een betoog van prof. Van Otterlo over de noodzaak van een ‘nieuwe’ marketingbenadering voor de advocatuur. De klassieke p’s voldoen niet voor de beroepsgroep. De Plaats van een kantoor doet er niet echt toe, de Prijs wordt doorgaans als hoog beschouwd en het Product is niet tastbaar, dus moet de consument maar afgaan op het voorkomen van de advocaat en diens bejegening: „nauwelijks van waarde”, aldus de auteur.
De markt valt echter wel te verkrijgen door de zes R’s: die van Relatie (waarbij bejegening nu ineens wel een belangrijke rol speelt), Reputatie (het begrip vertrouwen in een nieuw jasje), Resultaat, Richting („alleen als je niet weet waar je naartoe gaat, is het niet van belang welke weg je kiest”) , Research (kennis veroudert snel) en Respect (oprechte interesse in de cliënt en in de omgang met de deelnemers).
Ondergetekende is een leek, maar dit lijken toch zaken die de ervaring je vanzelf wel leert toe te passen. Al zijn er uiteraard ook advocaten die juist gebrek aan respect (voor officieren van justitie) als marketinginstrument lijken toe te passen. Maar wellicht is het stuk door de Orde van Advocaten vooral voor die groep geplaatst…
Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.