Duitsers: Kerk bij doorgeven normen op laatste plaats
Tussen de jonge en de oudere generatie in Duitsland bestaan grote verschillen in houding ten opzichte van kerk en godsdienst. En bij de overdracht van normen en waarden komt de kerk op de laatste plaats.
Dat blijkt uit het ”Generatieonderzoek 2002”, gedaan in opdracht van de christelijk-sociale Hanns Seidel Stichting. Een aantal uitspraken werd aan de deelnemers voorgelegd. Met de stelling: „Het is erg jammer dat de oude geloofswaarheden tegenwoordig door de meeste mensen niet meer in praktijk worden gebracht”, was 72 procent van de 60-plussers het eens en 39 procent van de leeftijdscategorie 16 tot 34 jaar. De uitspraak: „Met kerk en godsdienst heb ik niets te maken”, kan de helft van de jongere generatie beamen, van de ouderen een kwart. „Godsdienst is de dragende grond van mijn leven” - met die zin stemt 17 procent van de jongere generatie en 46 procent van de oudere generatie in.
Jong en oud zijn het erover eens welke instituten voor de overdracht van normen en waarden van belang zijn: na het ouderlijk huis (61 procent) worden aan de school (43 procent) en de media (34 procent) grote verantwoordelijkheid toegekend. Slechts 13 procent van de ondervraagden vindt dat de kerk een grotere plaats zou moeten krijgen bij de normenoverdracht. Daarmee komt de kerk op de laatste plaats, nog na vakbonden (19 procent) en intellectuelen (18 procent).