„Ja, het is over. Dankzij Bos en de bewindvoerders”
Bedrukt verlieten ze maandagmorgen het DSB-hoofdkantoor, een enkeling met betraande ogen. Voor bankeigenaar Dirk Scheringa viel vanmorgen het doek en daarmee ook voor zijn personeel. „Ja het is over, echt over.”
„Ron, assistentie, over. Ron, versterking bij het hek.” Terwijl de gedesillusioneerde DSB-werknemers een voor een het hoofdkantoor verlaten, schieten beveiligers toe om de toegangsweg tot het terrein vrij te houden voor auto’s. Er wordt geduwd en getrokken. Intussen zoeken de personeelsleden van de maandagmorgen, na een week van onzekerheid, failliet verklaarde bank hun weg.De met plakletters vervaardigde zinnen op de ramen van Scheringa’s werkkamer spreken boekdelen. ”Wouter, bedankt” en ”Dirk, bedankt voor al die mooie jaren” zijn de teksten waarmee het personeel duidelijk maakt bij wie hun hart ligt en bij wie niet.
Ook Renate van Faassen (25), die zojuist heeft gehoord dat ze haar baan vrijwel zeker kwijt is, wil geen kwaad woord van de bankier horen. „Ja, het is over, echt over. En wij zijn kwaad. Op de bewindvoerders en op Bos.”
Er is een spel met Scheringa gespeeld, zegt Van Faassen stellig. „Het lijkt erop dat hij een week heeft mogen vechten, maar dat is schijn. Zojuist heeft hij ons nog verteld dat de twee topambtenaren die Bos gisteren stuurde om het laatste reddingsplan door te rekenen pas om vier uur ’s middags arriveerden. Terwijl er om zes uur een beslissing moest zijn. Dat zegt toch genoeg.”
Hoe kan het dat een bankier die in de financiële wereld bepaald geen naam maakte als het braafste jongetje van de klas bij zijn personeel nog op zo veel krediet kan rekenen? Van Faassen zucht. Ze wijst over het weidse landschap van Noord-Holland en zegt: „Als je, zoals ik, uit Zwaag komt en alleen mbo hebt, wat moet je dan? Ik heb een vriend, een zoontje en we hebben twee salarissen nodig om onze hypotheek af te lossen. Andere banen dan die de DSB kon aanbieden, zijn hier gewoon niet. Vooral vanwege de interne doorstroommogelijkheden was de bank een gewilde werkgever”, verduidelijkt ze.
De sfeer die de afgelopen week op de bank hing, omschrijft Van Faassen als geladen. „Voor de buitenwereld schijnt dit al tijden een soort besmette bank te zijn. Dat gevoel hebben wij nooit gehad. Pas maandag, na de ondercuratelestelling, begon het bij ons te dagen dat het bergafwaarts zou kunnen gaan.”
Woensdag was voor Van Faassen, die drie jaar geleden begon op de afdeling ”lenen” en daarna overstapte naar ”sparen” een keerpunt. „Vanaf toen werd duidelijk dat de grote Nederlandse banken geen vinger naar ons wilden uitsteken. Daarna heb ik geen zin meer gehad in mijn werk. Er is gehuild, we hebben elkaar zo veel mogelijk moed ingesproken. En natuurlijk zijn we woensdagavond naar de rechtbank geweest.”
Geëmotioneerde verhalen van collega’s hoorde Van Faassen de afgelopen dagen volop. „De mensen hier werken niet voor hun tweede huis of hun vakantie. Ze doen het om rond te komen.”
Wat het faillissement van haar werkgever voor haar en haar gezin betekent, heeft Van Faassen nog niet in beeld. „Dat ga ik vanavond op een rij zetten. Ik had mijn hypotheek bij de DSB-bank lopen. Scheringa werkte met een zogeheten personeelsrente, de laagste rente van alle banken hier in de buurt.
Andere banken zullen die hypotheken nu wel overnemen, maar ik houd rekening met een rentepercentage dat fors hoger zal zijn. En oversluiten is ook geen optie zonder baan.”
Terwijl Van Faassen vertelt, stroomt de bank langzaam leeg. Het personeel uit de omgeving verlaat het terrein te voet of met de fiets. De werknemers uit de hogere regionen verdwijnen in glimmende bolides.
Wat er straks met de gebouwen gebeurt? „Ik houd rekening met het ergste. Voor Scheringa is dit ongelofelijk zuur.” Ze is niet bang om langdurig werkloos te raken. „Bloembollen pellen, dat kan in deze streek altijd.”