„Heffingskorting voor thuisblijvende moeder”
Het gezin staat in het middelpunt van de belangstelling. Niet alleen bij politieke partijen. Ook de krantenkoppen van de afgelopen dagen spreken boekdelen: ”Een op de vier gezinnen in geldnood” en ”Grote gezinnen in hoek waar klappen vallen”. De vakorganisatie RMU pleit voor concrete maatregelen om (grote) gezinnen financieel tegemoet te komen. Door middel van een heffingskorting bijvoorbeeld.
Uit onderzoek blijkt dat bijna de helft van de gezinnen met vier of meer kinderen moeite heeft om iedere maand rond te komen. Maar liefst 60 procent van de huishoudens met een laag inkomen beoordeelt zijn financiële positie zelfs als „krap” of „slecht.” Maar ook gezinnen die wat meer te besteden hebben, blijken maar amper de eindjes aan elkaar te kunnen knopen.
Laat één ding helder zijn: iedereen met of zonder kinderen, hoog of laag inkomen, heeft zich achter de oren gekrabd bij het zien van de salarisstrook van afgelopen januari. Een netto maandelijkse inkomensachteruitgang van 50 tot 80 euro is niets bijzonders. Dat komt onder meer door de premiestijgingen van ziekenfonds en particuliere ziektekostenverzekering, de pensioenpremie en het verdwijnen van de Zalmsnip (45 euro).
De gezinnen met (studerende) kinderen worden nog eens extra getroffen door verlaging van de studiefinanciering en een explosieve stijging van schoolkosten en de prijzen voor studieboeken. Met ingang van 1 april gaan de tarieven voor de loonbelasting opnieuw omhoog.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Ten eerste is er in 1995 onder paars I flink gesnoeid in de kinderbijslag. Vóór 1 januari 1995 was de kinderbijslag hoger naarmate er meer monden te voeden waren. Na die datum is de kinderbijslag aanzienlijk verlaagd en werd er een bedrag vastgesteld per leeftijdscategorie, onafhankelijk van het aantal kinderen.
Vervolgens is per 1 januari 2001 door paars II het nieuwe belastingstelsel ingevoerd en -in het kader van de individualisering van het stelsel- de overdraagbaarheid van de belastingvrije som in de prullenbak verdwenen. Dit heeft een inkomensachteruitgang tot gevolg voor de eenverdiener van ruim 860 euro op jaarbasis. Ziedaar de uitkomst van een jarenlang veronachtzamen van de financiële positie van een gezin in een notendop.
De RMU meent dat Nederland het slachtoffer is geworden van zijn eigen economische succes tijdens de ’paarse storm’ die ons land enkele jaren geteisterd heeft. Hoe luidt het spreekwoord ook alweer? Wie wind zaait… De RMU meent dat er de achterliggende zeven vette jaren onvoldoende buffer is gevormd om drie jaar stilstand van economische groei op te vangen. Door het toekomstige kabinet moet op een onjuist moment worden bezuinigd en omgebogen om te voorkomen dat de terugval in belastinginkomsten en de stijging van de collectieve uitgaven leiden tot een verslechtering van de overheidsfinanciën, met alle gevolgen voor het terugdringen van de staatsschuld.
Het belangrijkste is dat er weer oog komt voor een van de basisprincipes van de loonbelasting: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Aandacht vragen voor de problematiek van de grotere gezinnen is geen politiek geneuzel of spruitjeslucht uit de jaren zestig.
De RMU bepleit langs zes lijnen een oplossing voor de geschetste problematiek:
- Het kabinet-Balkenende I heeft uiteindelijk besloten om de kinderkorting niet te verhogen van 41 euro naar 80 euro. Dat besluit moet worden herzien. Daarnaast dient de substantieel te verhogen kinderkorting (en aanvullende kinderkorting) afhankelijk te worden gemaakt van het aantal kinderen, bijvoorbeeld voor ieder kind een aanvullende korting in plaats van een vaste korting indien iemand één of meerdere kinderen heeft.
De Zalmsnip van 45 euro per jaar dient weer in ere te worden hersteld.
De versobering van de kinderbijslag van 1995 dient te worden teruggedraaid, waardoor met name de grotere gezinnen worden ondersteund.
De reserves van de sociale fondsen moeten worden afgeroomd door verlaging van de premies voor de WW. Dit leidt onmiddellijk tot een stijging van het maandelijks netto besteedbaar inkomen. Het algemeen werkloosheidsfond (awf) en het arbeidsongeschiktheidsfonds (aof) hebben de achterliggende jaren fors ’gespaard’. Beide fondsen hebben een overreserve van 7 miljard euro.
Er dient meer bekendheid te worden gegeven aan de verschillende voorzieningen zoals subsidie, bijzondere bijstand, vergoeding voor brillen, eigen bijdragen voor gehoorapparaten, dieetkosten en bijdragen in de schoolkosten zoals bijvoorbeeld een schoolreisje. Hier komen met name mensen met een minimuminkomen voor in aanmerking.
Als tegenhanger van de financiële tegemoetkoming voor kinderopvang bepleit de RMU een fiscale tegemoetkoming voor de thuisblijfmoeder (tbm-korting). Hierbij gaat het om de moeder die de keuze durft te maken voor haar gezin. Hier was tot 1989 ook sprake van door de zogenaamde alleenverdienertoeslag op de belastingvrije som.
Invoering van een tbm-korting zou hier zinvol kunnen zijn. Kinderopvang wordt op allerlei manieren fiscaal gefaciliteerd bij de werkgever of bij de ouders zelf. Het besluit niet te kiezen voor kinderopvang kent geen tegenhanger. Hier wordt duidelijk een beslissing of keuze eenzijdig gestimuleerd.
Uiteraard heeft de RMU oog voor de financiële gevolgen voor de overheidsfinanciën van deze gezinsvriendelijke oplossingen. Daarom is de RMU er voorstander van om miljoenen euro’s te bezuinigen op de gesubsidieerde kinderopvang en deze gelden te verdelen over alle gezinnen.
Dit pakket maatregelen biedt perspectief voor gezinnen om financieel het hoofd boven water te houden. Nog belangrijker is dat de zorgen over de portemonnee de zorg voor het gezin niet overheersen.
De auteur is coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid van de RMU.