Kerk & religie

„Niet alleen de dominee en de organist”

Heeft kunst een plaats in de kerk? Het Nederlands Dagblad organiseerde over deze vraag afgelopen zaterdag een symposium in Zeewolde. Er leek veel animo voor om over deze vraag na te denken, getuige het gegeven dat het maximumaantal bezoekers zich al ruim een maand geleden had aangemeld. Tijdens het symposium bleek echter dat de aanwezigen de vraag al als een gepasseerd station beschouwden. De beoogde discussie kwam er dan ook niet.

Door N. Stam
17 December 2001 09:15Gewijzigd op 13 November 2020 23:19
De vraag of kunst in de kerk mag was voor bezoekers van het ND-symposium zaterdag een gepasseerd station. - Foto Bram van de Biezen
De vraag of kunst in de kerk mag was voor bezoekers van het ND-symposium zaterdag een gepasseerd station. - Foto Bram van de Biezen

De voorgeschiedenis van de bijeenkomst werd gevormd door een dit voorjaar verschenen boekje van de gereformeerd vrijgemaakte prof. dr. J. Douma, ”Over beelden en beeldenstormers”, waarin hij voorzichtig oppert om meer beeldende kunst binnen de kerkmuren toe te laten en in te zetten tijdens de eredienst.

Het Nederlands Dagblad daagde zijn lezers uit om voorafgaand aan het symposium kunstwerken in te zenden die een plaats in de kerk zouden kunnen krijgen. Vervolgens was professor Douma uitgenodigd zo’n negen kunstwerken te selecteren die volgens hem een plaatsje in de kerk verdienden. Ze stonden tentoongesteld in de Zeewoldese galerie Pro-Art, waar bezoekers in de gelegenheid werden gesteld kennis te nemen van de ”Keus van Douma”.

Het publiek was grotendeels voor de kunst en de discussie erover gekomen. Dat bleek al tijdens de eerste lezing van drs. Rudy Ligtenberg. De cultureel redacteur van het Reformatorisch Dagblad pleitte voor het gescheiden houden van deze twee werelden.

Woordverkondiging
De woordverkondiging is de geëigende manier om het Evangelie te brengen en daarmee is er voor beeldende kunst geen plaats in de eredienst, betoogde Ligtenberg. Het woord van Paulus uit de Romeinenbrief is hiervoor de basis: „Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods.” Toch heeft God het zichtbare element, dat onder het oude verbond in de tabernakel wel nadrukkelijk aanwezig was, niet helemaal uit de eredienst weggenomen. Volgens Ligtenberg stelt dr. J. Douma terecht dat „wij zichtbaarheid nodig hebben omdat wij mensen zijn, die met oren, ogen en handen geschapen zijn.”

Ligtenberg: „Het is echter geen argument om de beeldende kunst de kerk binnen te halen. De –zichtbare– sacramenten zijn immers door Christus Zelf ingesteld. Andere voorbeelden van visuele elementen in de eredienst geeft het Nieuw Testament niet. „Het symbolische gewaad kon in de vroegchristelijke kerken afgelegd worden omdat de belofte van Christus’ komst vervuld was.”

Volgens Ligtenberg kan kunst hoogstens illustratief zijn bij het gesproken Woord, als platen in een kinderbijbel. Het geloof is immers een bewijs van de zaken die men níét ziet? Ofwel: Een christen moet God op Zijn Woord geloven en predikanten hebben de taak dat Woord te verkondigen.

Applaus
Het enthousiasmerende betoog van Henk Pietersma, kunstdocent en kunstenaar, werkte aanstekelijk op de aanwezigen. Applaus was zijn deel. Daarentegen stak het gebrek aan bijbels argumentatie af bij het betoog van de vorige spreker. Het had, gaf Pietersma toe, ook niet de pretentie om de vraag ”Is er plaats voor kunst in de kerk?” te beantwoorden. Het was meer een idealistisch pleidooi voor het maken van kwalitatief hoogstaande kunst, om daarmee de ongelovige mens naar de kerk te lokken. Die kunst moet volgens hem vooral de „vrede van het geloof in Christus” uitstralen.

Pietersma nam de woordverkondiging daarbij letterlijk als woordkunst. Hij stelde zijn gehoor de vraag waarom er dan geen ruimte kan zijn voor andere vormen van kunst. In de door de christen gemaakte kunst wordt God immers geëerd?

Organisator en ND-redacteur Rien van den Berg sprak beide sprekers toe. Ligtenberg was „moedig” dat hij in deze omgeving voor zijn mening uitkwam. Pietersma moest zich volgens hem voorbereiden op pittige discussievragen vanwege het gebrek aan argumenten in zijn verhaal.

In de pauze was er gelegenheid om de keus van Douma te bekijken. Werken variërend van een schilderij van de gehandicapte Johanneke van Nus tot een devoot gerangschikte beeldengroep met geheven handen. Ook een zeer minimalistische crucifix maakte deel uit van de selectie: een verticale balk met een knik onderin, die de knieën van het corpus verbeelden. Verder werk van de Kamper kunstenaar Marc de Klijn en zijn vrouw Henny van Hartingsveldt.

Aangesproken
In de forumdiscussie was er allereerst de vraag hoe professor Douma de lezingen had ervaren. Hij zei zich aangesproken te voelen door beide opvattingen, maar stelde er ook vragen bij. Aan Ligtenberg, wiens „gereformeerdheid” Douma aansprak, de vraag waarom het bij kunst in de kerk moest ophouden bij een gebrandschilderd raam en de stem van de dominee.

In de boodschap van Henk Pietersma kon Douma zich beter vinden, al vroeg hij zich ook hierbij af waarom de kunst die Pietersma voorstelde allemaal zo vredig moest zijn. „Geloven houdt immer ook vaak onvrede in.”

Pietersma ontkende te optimistisch te zijn: „Ik wil de kunst tot eer van God niet beperken tot slechts het liturgische. Het liturgische ligt in mijn dagelijks leven. Ik wil in mijn werk Christus laten zien. Daar heb ik de liturgie niet voor nodig. De christelijke gemeente moet, met behulp van de kunst, meer van zichzelf laten zien aan de buitenwereld.”

Ligtenberg kon rekenen op enige kritiek vanuit de zaal. Hij gaf aan geen negatieve houding ten opzichte van kunst te hebben. „Het is een gave van God, die we ten volle moeten benutten. Het moet echter een eigen plaats in de maatschappij hebben. Niet in de kerk.”

„Is beeldende kunst dan een lagere vorm dan muziek, die immers wel wordt geaccepteerd?” was de vraag. Ligtenberg: „Niet een lagere vorm, maar haar rechtmatige plaats is buiten de kerk. Daar komt het beter tot zijn recht. In de Bijbel wordt onder meer door Paulus opgeroepen tot zingen. Dat lees ik niet van beeldende kunst.”

Onderbouwing
Van Pietersma werd tijdens de discussie de bijbelse onderbouwing gevraagd die hij in zijn lezing achterwege had gelaten. Hij verduidelijkte: „Kunst hoeft niet te evangeliseren. Als het maar tot eer van God is gemaakt.” Van belang daarbij is volgens hem dat de kunstenaar zich geroepen weet. In dat verband haalde hij de woorden van Exodus 31 aan, waarin Bezaleël en Aholiab door God worden aangewezen om de tabernakel te ontwerpen.

Pietersma: „Kunstenaars moeten in de meest brede zin bij de kerk worden betrokken. Niet alleen de schilders, niet alleen de woordkunstenaars. Ook bijvoorbeeld de architectuur is van belang. Laat een kerkgebouw door zijn vorm tot eer van God zijn.” Douma sloot aan: „We moeten God loven en prijzen op de best mogelijke manier. Waarom houdt het dan op bij een samenspraak tussen dominee en organist?”

Maar over de concrete invulling: welke kunst er dan een plek in de kerk moet krijgen, is hij pessimistisch. „Wat is passend? Ik verwacht daar veel ellende over. Wij zijn te democratisch en willen te veel inspraak. Het bisschoppelijk model had in dit geval beter gewerkt, denk ik.”

Het gaat dus niet om de kunstenaar. Douma: „Wezenlijk is dat er leiding wordt gegeven. Het is geen kwestie van ruimte geven aan de kunstenaar in de gemeente, die dan maar mag maken wat hij wil.” Hij bepleitte het model van de kunstenaar als ambachtsman, die levert wat hem gevraagd wordt.

Verbaasd
De discussie richtte zich steeds meer op de vraag: Hóé krijgt de kunst een plek in de kerk? De indruk ontstond dat deze discussie zich met name in een bepaald segment van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) afspeelt. En dat het antwoord op de vraag of er ruimte is voor kunst in de kerk, voor hen al van tevoren vaststond. Men leek zich vooral bezig te houden met de vraag: Hóé krijgen we de kunst in de kerk. Wellicht doordat het publiek voornamelijk uit kunstbeoefenaars en -liefhebbers leek te bestaan?

Ook Rien van den Berg toonde zich na afloop verbaasd. „Dat het debat zich in deze richting zou ontwikkelen hadden we niet kunnen bevroeden. Het geeft aan hoezeer de vraag leeft. Het betekent ook dat we vanaf nu een andere koers zullen varen. We zullen vanaf nu meer inspelen op het uitwerken van de vraag: Welke vorm moet het krijgen? Volgend jaar komt er hoogstwaarschijnlijk weer een symposium. De lezingen zullen dan echter genuanceerder zijn; niet meer zo zwart-wit. Voor het standpunt van Ligtenberg was vandaag geen enkele bijval, terwijl we dat wel degelijk verwachtten. Kennelijk is de omslag in denken bij velen al gemaakt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer