Generaal pardon
Er tekent zich in de Kamer een krappe meerderheid af die een verblijfsvergunning wil geven aan asielzoekers die meer dan vijf jaar in ons land zijn en die nog steeds geen zekerheid hebben of ze mogen blijven. Deze gedachte heeft iets sympathieks. Toch roept dit voorstel uiteindelijk meer problemen op dan dat het oplossingen biedt.Natuurlijk is het onaanvaardbaar dat vluchtelingen jarenlang in het ongewisse verkeren over hun verblijfsstatus. Mensen die asiel zoeken, vormen een kwetsbare groep die geen dag langer dan strikt nodig in het onzekere mag blijven. Zowel de sterke aanwas van de stroom vluchtelingen eind jaren negentig als de ingewikkelde en ellenlange procedures was de oorzaak dat het definitieve antwoord op de asielaanvragen vaak jaren op zich liet wachten.
Daarin is verandering gekomen. Met de nieuwe asielwet zijn de procedures duidelijk bekort en de beroepsmogelijkheden minder geworden. De stroom vluchtelingen is bovendien de laatste jaren behoorlijk geslonken. Namen in het jaar 2000 ruim 33.000 mensen hun toevlucht tot ons land, in het afgelopen jaar daalde dit aantal naar 12.708.
De partijen die destijds de paarse coalitie vormden, schrijven deze daling bijna uitsluitend toe aan de nieuwe vreemdelingenwet die het tweede kabinet-Kok tot stand bracht. Ongetwijfeld is die wet van invloed. Vluchtelingen weten dat de regels in ons land zijn aangescherpt. En inmiddels begrijpen zij ook dat de overheid die nieuwe regels strikt hanteert. Dat laatste is zeker niet uitsluitend de verdienste van paars. Het kabinet-Balkenende heeft in heldere taal de wereld laten weten dat een aanvraag van een verblijfsvergunning voortaan uiterst kritisch en zeer voortvarend bekeken zal worden. Dat heeft veel asielzoekers ervan weerhouden om een enkele reis Schiphol te boeken.
Nu de aanwas van vluchtelingen aanzienlijk is afgenomen, wil minister Nawijn van Vreemdelingenzaken „een sociaal beleid” voeren jegens mensen die onder de oude vreemdelingenwet een asielaanvraag indienden en al jaren op antwoord wachten. Het betreft een groep van enkele duizenden mensen. Nawijn spreekt van „schrijnende gevallen”, die hij op humanitaire gronden een vergunning wil geven, als ze tenminste goed ingeburgerd zijn, het Nederlands beheersen en van onbesproken gedrag zijn.
Wanneer een kamermeerderheid zich achter de minister stelt, dan schept dat voor de betrokken vluchtelingen op korte termijn duidelijkheid. Dat is winst. Maar daarmee zijn niet alle pijnpunten van tafel. De groep waar het om draait zat als het ware tussen de oude en de nieuwe wet ingeklemd. Wanneer die een generaal pardon krijgt, ontstaat er vast en zeker weer een nieuwe groep mensen waarvan beleidsmakers zich afvragen of die wel zonder meer onder de nieuwe wetgeving moet vallen. Of dat er toch enige clementie betracht moet worden.
Dat schept -waarschijnlijk geheel ten onrechte- verwachtingen bij mensen van wie de asielaanvraag is afgewezen. Zij zullen mogelijk geneigd zijn al gedurende hun procedure de illegaliteit op te zoeken om daar te wachten op een eventueel volgend pardon.
Bovendien zorgt het idee van Nawijn voor rechtsongelijkheid. Vluchtelingen die op grond van de oude regels geen vergunning kregen en daarom vertrokken zijn, hadden beter gewoon in de illegaliteit kunnen blijven. Dan waren ze nu van hun zorgen af geweest. Het kan toch nooit de bedoeling zijn dat mensen die de wet gehoorzamen daardoor uiteindelijk in het nadeel zijn?
Natuurlijk gaat het er niet om dat er een inhumaan vreemdelingenbeleid moet worden gevoerd. Voor individuele gevallen waarin duidelijk sprake is van een schrijnende situatie heeft de minister het recht en de vrijheid om van de wet af te wijken. Daardoor kan hij barmhartigheid bewijzen aan mensen die echt in de knel komen.