De Bijbel in de taal van het hart
Voor een jaar zendingsverlof is Alinda Paul (43) in Nederland. Dertien jaar geleden werd ze namens Zending Gereformeerde Gemeenten uitgezonden naar Papoea, vroeger Irian Jaya, voor alfabetiseringswerk en Bijbelvertaalwerk. „Als de Papoea’s de Bijbel niet in hun eigen taal kunnen lezen, begrijpen ze het Woord niet goed. Dan raakt het hun hart ook niet en richten ze hun leven er niet naar in.”
Het is de eerste keer sinds ze haar werk in 1996 in Papoea begon dat Paul een jaar in Nederland blijft. Daarvoor biedt Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) de mogelijkheid. „De accu was leeg aan het raken. Het is goed om even afstand in te bouwen tot het werk.Lichamelijk en geestelijk is het goed om bij te tanken. De lokale bevolking deed een groot beroep op me. Je geeft op het veld vaak meer dan je terugkrijgt. Verder kan het ook wel eens eenzaam zijn. De laatste tien jaar was ik de enige blanke op m’n post in Nipsan.”
Haar flat in hartje Amersfoort heeft de 43-jarige zendingswerker al die jaren aangehouden. „In de tijd dat ik weg was, heb ik het onderverhuurd. Het is fijn om na lange tijd terug te kunnen komen in je eigen huis.”
Het is wennen om in Nederland te vertoeven, vindt Paul. „Alleen al de winter. Die heb ik in geen veertien jaar meer meegemaakt. Maar ook iets eenvoudigs als inkopen doen, is wennen. De supermarkt heeft zo veel soorten van elk product in de schappen staan, dat ik soms niet weet wat ik kiezen moet.” Aan de andere kant kan ze de cultuur van Papoea niet alleen geografisch maar ook mentaal snel achter zich laten, geeft ze aan. „Ik ben niet constant aan het vergelijken.”
In het jaar verlof bereidt Paul zich voor op eventueel werk in Nederland, als het haar werk voor de zending in de toekomst een keer zal stoppen. Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam volgt ze een docentenopleiding Nederlands voor anderstaligen.
Ds. Kuijt
Papoea, het grootste eiland van de Indonesische archipel, hoort wat het westelijke gedeelte betreft als provincie bij Indonesië. Tot 2000 werd het gebied Irian Jaya genoemd.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het ondoordringbare bergland bereikbaar voor mensen van buitenaf. De zending ging voorop. Paul: „Het gebied werd verdeeld over buitenlandse zendingsorganisaties. In de jaren zestig verbreidde zendingspionier ds. G. Kuijt, uitgezonden door de Gereformeerde Gemeenten, het Evangelie in Nipsan en Pass Valley, in Midden-Papoea. In 1984 werd de kerk Gereja Jemaat Protestan di Indonesia (GJPI) geïnstitueerd. Het is inmiddels een officiële zusterkerk geworden van de Gereformeerde Gemeenten. Zelf ben ik door ZGG uitgeleend aan de GJPI. De verhoudingen zijn veranderd. Nu vraagt de zelfstandige kerk specifieke hulp.
Ook bij de Papoea’s is iets veranderd. De stamstructuur is doorbroken. Bijna iedereen is gedoopt. Het is een wonder dat de Heere Zijn kerk geplant heeft in een gebied waar men dertig jaar geleden steeds oorlogvoerde en elkaar nog letterlijk opat. En Hij zal doorgaan met Zijn werk, ondanks alles wat daar tegenin lijkt te gaan.”
Wycliffe
Paul raakte al vroeg betrokken bij de zending. „Ik groeide op met verhalen over Papoea. Mijn vader studeerde aan de Theologische School tegelijkertijd met ds. C. G. Vreugdenhil, die later zendingspredikant op Papoea werd. Verder was mijn vader jaren lid van het deputaatschap voor de zending en is hij een paar keer op Papoea geweest. Toen had ik nog geen roeping om er te werken, maar zijn verhalen over Papoea hebben me wel gestempeld.”
Tijdens haar studie Nederlands in Leiden, in de tweede helft van de jaren tachtig, gaf ze lessen Nederlands aan een Turks meisje. „Toen ik later op het Saldenuscollege in Amersfoort werkte, het huidige Hoornbeeck College, groeide bij mij het verlangen om tot zegen te zijn voor mensen die zo veel minder hebben dan wij.”
Nadat ze plannen had gemaakt om bij Wycliffe Bijbelvertalers te gaan werken, ontstond bij ZGG een vacature voor zendingswerk op Papoea. „Dat was best moeilijk. Is het Gods wil dat ik op die vacature inga? Of is het míjn wil? Wilt U de weg openen of sluiten, bad ik. In gesprekken met anderen leerde ik dat het niet gaat om mijn kwaliteiten maar om overgave aan de Heere.”
Zinken dak
Nadat ze in 1995 was aangenomen door ZGG, volgde ze een jaar een opleiding bij Wycliffe. Haar vader leidde in augustus 1996 de uitzendingsdienst vanuit de gereformeerde gemeente te Amersfoort.
Daar waren haar taken het leren en op schrift stellen van de taal en daarna het opzetten van alfabetiseringswerk en begeleiding van het Bijbelvertaalwerk.
Het eerste is overgedragen aan lokale coördinatoren en het tweede is nog in volle gang. Paul is blij dat de vraag om alfabetiseringswerk en ook Bijbelvertaalwerk vanuit de bevolking is opgekomen. „Toen ik in de zomer naar Nederland reisde, gaven oudere Papoea’s aan graag de Bijbel in hun eigen taal te hebben. Het ging om de mensen die in 1974 betrokken waren bij een moord op enkele Papoea-evangelisten. Ze zeiden: „Vroeger hebben we het Evangelie geweigerd. We hebben als het ware de Bijbel onder de grond gestopt. Toen de zending weer terugkwam, en we het Evangelie aanvaard hebben, is de Bijbel weer bovengronds gekomen. Maar het Woord gaat pas echt schijnen als het op een zinken dak ligt.” Dat betekent dat de Bijbel pas duidelijk wordt als hij vertaald is in hun eigen taal.”
Een team van acht mensen werkt aan de vertaling van de Bijbel in de Nipsantaal. De Bijbelboeken Jona, Ruth, Markus en Lukas zijn zo goed als klaar. Andere boeken, zoals Paulus’ brieven, zijn nog in conceptversie. „Het is een project van de lange adem. Een eerste versie wordt nagekeken, besproken in het team, voorgelezen aan mensen uit Nipsan om te zien of ze het begrijpen en terugvertaald in het Indonesisch zodat de consultant-theoloog correcties kan aanbrengen op exegetisch vlak. Ten slotte word het opnieuw aan de bevolking voorgelegd.”
Daarbij stuit Paul soms op lastige vertaalkwesties. „Woorden als hogepriester, overpriester, oudste en farizeeër kennen inwoners van Nipsan niet. Kies je dan voor een leenwoord uit een andere taal of voor een omschrijving?”
Ongeveer 4500 mensen spreken de taal van Nipsan. Op het gehele eiland, inclusief het oostelijke zelfstandige Papoea-Nieuw-Guinea, worden bijna 1200 talen gesproken, die sterk van elkaar kunnen verschillen, aldus Paul. Daarmee herbergt het eiland een zesde van het totale aantal wereldtalen.
Voor die 4500 Papoea’s is een Bijbelvertaling nodig. „In Handelingen 2 lezen we dat allen die naar Jeruzalem gekomen waren ieder in hun eigen taal de grote werken Gods hoorden spreken. Pas als het Woord is vertaald, zeggen mensen in Nipsan: „God spreekt ook onze taal.””
Hun eigen taal is de taal van het hart, zegt Paul. „Er is een Bijbel in het Indonesisch beschikbaar. Maar vergelijk het met het lezen van de Bijbel in het Engels. Als het Woord beschikbaar is in je eigen taal, komt het dicht bij je hart. Als Papoea’s de Bijbel niet begrijpen, raakt het hun hart niet en richten ze hun leven er niet naar in en worden teksten in een preek soms verkeerd uitgelegd.”
Brugfunctie
Voordat Paul met het vertaalwerk begon, zette ze een project op tot alfabetisering van Nipsan en ongeveer 25 omliggende dorpen. „Ik leerde daardoor de taal en de mensen kennen. Dat zou weer van pas komen in het Bijbelvertaalwerk.”
Het percentage analfabeten op het eiland is hoog. Ongeveer driekwart van de bevolking kan niet lezen en schrijven. „Na het maken van lesmateriaal in de lokale taal werden mensen getraind om in hun eigen dorpen les te geven.”
De kwaliteit van het Indonesische onderwijs in Papoea is slecht, zegt Paul. In het uitgestrekte gebied in de binnenlanden van Nipsan staan drie basisscholen van de Indonesische overheid. „Onderwijzers van de overheid komen soms pas halverwege het schooljaar naar Nipsan. Ieder kind gaat dan automatisch over naar de volgende klas, zonder dat ze wat hebben bijgeleerd.”
Het onderwijs vanuit de zendingspost, bestaande uit lezen-, schrijf- en rekenlessen, wordt gegeven in de lokale taal. Dat wringt niet met het Indonesisch op de overheidsscholen. „We bieden leerlingen basiskennis aan, zodat ze genoeg in huis hebben om lager en middelbaar onderwijs te volgen. Deze brugfunctie wordt gesteund door de overheid. En de goede relatie met de overheid helpt zendingswerkers voor het verkrijgen van verblijfsvergunningen.”
Afhakers
Dat aan een toenemend onderwijsniveau en daardoor toenemende inkomsten voor de Papoea’s ook negatieve kanten zitten, mag volgens Paul geen belemmering zijn voor ontwikkeling. „Dat hoor ik wel eens. Primitiviteit zou voor de binnenlanden van Papoea beter zijn dan ontwikkeling. Maar wie geeft ons het recht om te doen alsof Papoea’s nog in het stenen tijdperk leven?”
Desondanks mist Paul soms kritische doordenking van vernieuwingen in het berggebied. „Ouders vinden het moeilijk om hun kinderen op te voeden, omdat ze zelf waren opgevoed in oude tradities. Die gewoonten zijn nu losgelaten, maar de ouders zijn nog te weinig geworteld in het Woord om van daaruit hun kinderen voor te leven. Verder zijn in de stad Wamena verleidingen als gokken en vrije relaties groot. Ook de ziekte aids rukt op. En op straat zie je rondhangende lijmsnuivertjes.
In Nipsan ben ik lang niet meer de enige die gebruikmaak van moderne technologie. Ik mis soms mensen bij een avondsluiting vanwege de tv of een pasgekochte cd- of dvd-speler.”
Ze ziet ook kinderen die bij het opgroeien het geloof vaarwel zeggen. „Veel jongeren gaan voor een middelbare schoolopleiding naar Wamena. Op jonge leeftijd zijn ze dan al jaren van huis. Door het onderwijs gaven we hun de mogelijkheid naar school te gaan en zelf de Bijbel te lezen. Het doet pijn om te merken dat ze dat laatste vergeten. Voor de kerk in Papoea is het een grote uitdaging hen vast te houden.”
Maar al met al kan Paul genieten van de toegenomen lees- en schrijfvaardigheid van de bevolking. „Genieten hoe de kinderen en ook ouderen hun best doen om de examens van het onderwijs te halen. Bovendien opent het leren lezen ook de deur naar andere, nieuwe dingen. Zo gaan ze eerder naar de kliniek als er zorgen zijn over hun gezondheid.”
Vliegtuig
In de zomer van 2010 hoopt Paul weer naar Papoea te vertrekken. Dit keer naar de stad Wamena. „De lokale collega’s in Nipsan weten dan dat de eerste verantwoordelijkheid voor het Bijbelvertaalwerk bij hen ligt.
Dat betekent wel dat ik geregeld per vliegtuig naar Nipsan zal reizen. De afgelopen maanden zijn er al verschillende vliegtuigongelukken gebeurd. Dat waren vooral vliegtuigen van nieuwe commerciële maatschappijen. Die piloten waren te weinig voorbereid op de weerssituatie in het berggebied. Het binnenland van Papoea staat bekend als een van de gevaarlijkste gebieden ter wereld omdat het weer er heel snel kan veranderen. Maar ik weet dat de Heere ons overal moet en wil beschermen. Mijn leven is in Zijn hand, in Amersfoort en in Papoea.”