Politiek

Vluchtheuvel in bezet gebied

Het kabinet presenteerde deze week een nieuw geformuleerde uitzonderingsbepaling voor orthodoxe instellingen in de Algemene wet gelijke behandeling. Deskundigen waarschuwen dat de gereformeerde gezindte niet te snel moet juichen.

2 October 2009 21:54Gewijzigd op 14 November 2020 08:48
DEN HAAG – Het kabinet wil het orthodox-christelijk onderwijs ruimte geven voor een eigen personeelsbeleid. Deskundigen waarschuwen dat die ruimte in de toekomst onder druk kan komen te staan. Foto RD
DEN HAAG – Het kabinet wil het orthodox-christelijk onderwijs ruimte geven voor een eigen personeelsbeleid. Deskundigen waarschuwen dat die ruimte in de toekomst onder druk kan komen te staan. Foto RD

De homobelangenorganisatie COC reageerde diep teleurgesteld op berichten dat orthodox-christelijke scholen de mogelijkheid behouden praktiserende homoseksuele en samenwonende leerkrachten te weigeren. SP-Kamerlid Van Dijk stelde dat de PvdA in het kabinet het pleit verloren heeft van de christelijke partijen CDA en ChristenUnie. Als seculieren het kabinetsstandpunt zo verfoeien, kan dat voor Bijbelgetrouw Nederland reden zijn de vlag uit te steken en CU en CDA te complimenteren voor het behaalde succes. De wetgever geeft immers vrij baan voor een eigen personeelsbeleid?Mr. drs. S. O Voogt, advocaat en juridisch specialist op het gebied van gelijke behandeling, ondersteunt in eerste instantie die stelling: „Er was een sterke lobby in politiek en samenleving om de uitzonderingsbepaling in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) voor instellingen op levensbeschouwelijke grondslag af te schaffen of te beperken. Dat is mislukt en dat is winst.”

Een andere kenner op het gebied van antidiscriminatie, ChristenUniesenator mr. E. F. Lagerwerf-Vergunst, is net als Voogt blij met het voorstel van het kabinet: „Gezien de kritiek die los was gekomen op de huidige uitzonderingsbepaling, valt goed te leven met de nieuwe formulering. Het kabinet krijgt mijn steun.”

Getrouwtrek

Maar pas op, waarschuwt Voogt, het betekent niet dat scholen maar hun gang kunnen gaan. „Het kabinet wil de bestaande balans tussen de vrijheid van godsdienst en onderwijs enerzijds en het non-discriminatiebeginsel anderzijds, handhaven. Dat betekent dat discriminatie op welke grond dan ook verboden is en dat alleen bij wijze van uitzondering orthodoxe organisaties onder voorwaarden wél onderscheid mogen maken. In feite herbevestigt het kabinet de oorspronkelijke situatie die gold toen de AWGB in 1994 in werking trad.”

Daarmee blijft de spanning die er tussen de grondrechten is, feitelijk bestaan. Dat kan weer leiden tot procedures bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Voogt: „De begrippen ”loyaliteit” en ”goede trouw” zijn ook voor meerdere uitleg vatbaar en kunnen leiden tot hetzelfde juridische getrouwtrek.”

Lagerwerf, die in het verleden plaatsvervangend lid was van de CGB, ziet nog een ander gevaar opdoemen: „Velen denken dat het nu allemaal is geregeld, maar dat is niet het geval. Veel hangt af van de memorie van toelichting die de regering samen met het wetsvoorstel in het voorjaar van 2010 naar de Kamer zal sturen. Ook de toelichting die de bewindslieden tijdens de schriftelijke en mondelinge behandeling in de Tweede en Eerste Kamer geven, is van belang. Dat alles hoort ook bij de wetsgeschiedenis, waarop de CGB en rechters terug kunnen grijpen. Het is dus zeker nog geen gelopen race.”

Geestelijke strijd

Ook oud-SGP-Kamerlid mr. dr. J. T. van den Berg, die op zich „dankbaar zou zijn” als Tweede en Eerste Kamer akkoord gaan met de nieuwe formulering die de Raad van State heeft voorgesteld, waarschuwt dat de gereformeerde gezindte niet te vroeg moet juichen. „Dit voorstel ligt nog niet vast in de wet, nog sterker: er is zelfs nog geen wetsvoorstel. De vraag is of het ooit zo ver komt. Er zijn op dit moment veel spanningen in de coalitie, onder andere over de toekomst van de AOW en over de missie in Uruzgan. Haalt dit kabinet de eindstreep?”

De oud-politicus, die in het begin van de jaren negentig de debatten over de invoering van de AWGB actief meemaakte, vindt dat de gereformeerde gezindte niet tevreden mag zijn met het leven onder een uitzonderingsregime.

Hij benadrukt dat er een geestelijke strijd gaande is. „Door invoering van de AWGB is een principiële wissel omgezet. De normstelling is omgekeerd. De Bijbelse gegevens over huwelijk en seksualiteit werden van norm tot gedoogde uitzondering. In de samenleving zijn veel krachten gaande om ook nog die uitzonderingspositie te schrappen. Deze lobby zal niet rusten voor ze dit doel heeft bereikt. De strijd zal doorgaan.”

Dat is ook de opvatting van mr. drs. B. D. Hengstmengel, docent recht en religie aan de rechtenfaculteit van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij vindt het „positief dat de seculiere agenda even geen doorgang kan vinden. Stilstand is hier vooruitgang.” Maar, zo voegt hij er direct aan toe: „Het is slechts een lichtpuntje in een negatieve stroom in politiek en samenleving. Op de keper beschouwd gaat het om een kleine juridische vluchtheuvel in bezet gebied.”

Volgens de christelijke filosoof en jurist moeten christenen meer in verzet komen tegen de beginselen achter de AWGB: „Het gelijkheidsbeginsel is dominant in deze samenleving en in deze wet; het is bijna verstikkend. Laat er een fundamentele discussie ontstaan over het gelijkheidsdenken. Je mág onderscheid maken tussen religies en tussen mensen. Duidelijk positie kiezen is nodig. Als je niet weet wat je eigen positie is, kun je anderen niet overtuigen.

Gelijkheidsfanatici willen wet- en regelgeving gebruiken om een staatsideologie op te dringen. Daar is de rechtsstaat echter niet voor bedoeld. Grondrechten zijn ervoor om minderheden tegen toevallige meerderheden te beschermen.”

Commissie

De herbevestiging van de uitzonderingsbepaling zou gevolgen moeten hebben voor de Commissie Gelijke Behandeling, vinden de deskundigen. CU-senator Lagerwerf toonde dit voorjaar overtuigend aan dat de commissie een koerswijziging had doorgevoerd. De CGB plaatst nu het non-discriminatiebeginsel boven de vrijheid van godsdienst en onderwijs. Het gevolg hiervan is dat orthodoxe scholen hun personeel niet langer een verklaring mogen laten ondertekenen dat ze niet ongehuwd samenwonen en dat ze homoseksualiteit afwijzen.

De senator vindt zichzelf niet degene die de CGB moet aansturen. „Ik weet wél dat deze commissie geroepen is om de wet uit voeren.” Voogt formuleert het nog iets scherper: „Als de wetgever het oorspronkelijke uitgangspunt van de AWGB, namelijk evenwicht tussen grondrechten, herbevestigt, dan zal de commissie geen beleid mogen voeren waarbij ze in feite voorrang geeft aan het beginsel van non-discriminatie.”

Hengstmengel keurt de handelwijze van de Commissie Gelijke Behandeling sterk af en vindt dat ze onmiddellijk op haar schreden moet terugkeren: „De commissie schuift de gehele wetsbehandeling terzijde en beschouwt artikel 1 van de Grondwet, dat gericht is tegen discriminatie, als een superartikel. De regering heeft nadrukkelijk gesteld –toen en nu– dat artikel 1 geen voorrang heeft boven de klassieke vrijheden van onderwijs en godsdienst. Wat de commissie doet, is juridisch gezien onzinnig. Ik ben toch nooit een voorstander geweest van deze commissie, van mij mag de regering de commissie met onmiddellijke ingang opheffen.”


Tekst uitzonderingsbepalingen

Hieronder volgt de huidige uitzonderingsbepaling in de Algemene wet gelijke behandeling en de bepaling die het kabinet voorstelt.

Het huidige artikel 5 van de AWGB verbiedt discriminatie, maar laat onverlet:

„…de vrijheid van een instelling van bijzonder onderwijs om eisen te stellen over de vervulling van een functie, die, gelet op het doel van de instelling, nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waarbij deze eisen niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.”

Het tekstvoorstel dat de Raad van State doet en dat het kabinet wil overnemen, luidt:

„Een verschil in behandeling op grond van eisen die verband houden met godsdienst en levensovertuiging door:

a. instellingen op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag;

b. scholen voor bijzonder onderwijs op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag, vormt geen discriminatie indien deze eisen vanwege de aard van de onderscheiden specifieke beroepsvereisten of de context waarin deze worden uitgeoefend, een wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd beroepsvereiste vormen, gezien de grondslag van de instelling en de houding van goede trouw en loyaliteit die nodig zijn voor de verwezenlijking daarvan.”

Het kabinet wil deze tekst nog aanvullen met een bepaling dat de vrijheid van instellingen niet zo ver gaat dat zij met een beroep op de grondslag discriminatoire eisen mogen stellen die zien op andere specifieke persoonskenmerken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer