Economie

Witte sokken mag, maar kom wel op tijd

Een groep Fransen wacht aan een vergadertafel op een Nederlandse gastspreker. Hij arriveert en maakt een rondje om iedereen de hand te schudden. Voor Nederlanders is dat beleefd. Voor Fransen niet: daar schudt alleen een meerdere, een persoon die zich superieur weet, al die handen.

18 September 2009 23:27Gewijzigd op 14 November 2020 08:42
Vreselijk: witte sokken onder een pak. Foto ANP
Vreselijk: witte sokken onder een pak. Foto ANP

Het is een van de voorbeelden uit ”DutchDitz”, een boekje over de gewoonten van Nederlanders, geschreven voor expats. Expats zijn werknemers die voor korte of langere tijd in het buitenland –in dit geval Nederland– verblijven. Auteur Reinildis van Ditzhuyzen presenteerde het vrijdag in Den Haag, op het hoofdkantoor van Shell – een bedrijf dat veel expats in dienst heeft.Nederlanders geven liever te veel handen dan te weinig, benadrukt Van Ditzhuyzen. Dat moet je even weten, als buitenlander.

Ze noemt een voorbeeld van een Poolse werkneemster die dagelijks haar kinderen naar school bracht, en vriendelijk knikte naar de andere ouders. „Maar niemand reageerde. Ze negeerden me, alsof ik niet bestond… Dat zorgde ervoor dat ik me erg ongemakkelijk voelde. Pas later begreep ik dat ik eerst iedereen de hand had moeten schudden. Dan weten mensen wie je bent.”

Behalve de handen zijn er trouwens ook de drie zoenen, die zich sinds de jaren 80 vanuit Limburg en Brabant door het hele land hebben verspreid. Waar je ook komt, overal zie je de drieklapper („3-smacks”), noteert de auteur. Met de informatie voor de buitenlandse werknemer krijgt ook de inheemse bevolking een lesje. Mensen denken intussen dat het zo hoort, maar „je bent nog altijd de baas over je eigen lippen. (…) O, je wilt helemaal geen zoen? Zet dan een brede glimlach op en strek je hand zo ver uit dat de ander zich binnenstebuiten moet keren om je een kus te geven.”

Koffiepauze

Van Ditzhuyzen, bekend van haar etiquetteboek ”Hoe hoort het eigenlijk”, schreef ”DutchDitz” „omdat Nederland een klein land is waar relatief veel expats leven.” Het gaat bijvoorbeeld om werknemers van grote internationale organisaties zoals Europol, het Internationale Gerechtshof en het Joegaslavië-tribunaal, en multinationals als Unilever en Shell.

Ze komen nogal eens met een verkeerde voorstelling hierheen, schrijft Van Ditzhuyzen. Voor haar boek sprak ze talloze werknemers en bezocht ze zogenaamde expatcentra van bedrijven en steden, plus leden van expatverenigingen en internationale clubs.

Voordat de werknemers uit hun eigen land vertrekken, zeggen vrienden en bekenden hen: „Nederlanders zijn zo gemakkelijk in de omgang en tolerant! Zo informeel, ook! En maak je geen zorgen, iedereen spreekt Engels.” Alleen wordt dat Engels nogal eens zo letterlijk vertaald vanuit het Nederlands dat het niet meevalt de strekking te begrijpen.

Ook de gemakkelijke omgang ligt iets ingewikkelder. Nederlanders zijn erg direct, voor buitenlanders op het onbeleefde af; maar daarnaast zijn ze punctueel qua tijd, leven ze volgens een strak schema, en: „Laten we niet die belangrijke koffiepauze vergeten.”

Wat de gasten in Nederland opvalt: „Alles doet het hier! Straatverlichting, water, elektriciteit, de telefoon, en de hele infrastructuur zit goed in elkaar.” En: „Ik houd van de werkhouding: werken om te leven, niet leven om te werken.”

Iets minder: „No matter how horribly their children behave, it’s léuk” (Hoe vreselijk hun kinderen zich ook gedragen, het is léuk).

Hoge hakken

Ook schijnen Nederlanders de deuren in andermans gezicht te smijten. En ze kleden zich slordig. Een Duitse journalist: „Vaak kun je aan de schoenen zien of iemand Nederlands is. Passen zijn sokken bij zijn pak? Bij Nederlandse mannen is de combinatie vaak fout.” Nog vreselijker: witte sokken onder een pak.

Een Australiër meldt geschrokken dat Nederlandse mannen ’s zomers in korte broek uit eten gaan in een restaurant. „En de vrouwen dragen geen hoge hakken.”

Dat mag dan zo zijn, maar een zooitje ongeregeld zijn Nederlanders ook niet. Wie succesvol zaken wil doen, kan beter een aantal punten in zijn oren knopen. Hij moet op tijd komen – niet te vroeg, niet te laat. Hij moet bellen als hij later is dan verwacht, niet gaan zitten totdat hij daartoe is uitgenodigd, afspraken niet op het laatste moment afzeggen, en nooit onaangekondigd langskomen.

Polderen

Dan is er nog de vergadercultuur. ”In the land of meetings, meetings and more meetings” noemt Van Ditzhuyzen haar hoofdstuk hierover. De woorden polderen, overleggen, de neuzen van alle betrokkenen dezelfde kant op laten wijzen, inspraak: ze staan speciaal en cursief in het Nederlands opgetekend in de overwegend Engelstalige tekst. „Buitenlanders verlangen soms naar iemand die simpelweg de leiding neemt en de knoop doorhakt.” Verbijsterend voor sommige expats ten slotte: Nederlanders vergaderen tijdens de lunchpauze.

N.a.v. ”DutchDitz”, door Reinildis van Ditzhuyzen; uitg. Becht, Haarlem, 2009; ISBN 90 230 1259 3; 200 blz.; € 13,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer