Een vrouw blust niet anders dan een man
In het begin van haar werk als brandweervrouw moest Alwina Veerman zich bewijzen. „Je zag ze kijken, vooral de jongens die al járen bij de brandweer zitten: Moeten we haar niet even helpen?”
Het Netwerk Brandweervrouwen houdt morgen een congres in de kazerne van Nijkerk. Het thema van de bijeenkomst luidt: ”Vrouwen bij de brandweer, een normale zaak of bittere noodzaak”.Alwina Veerman (41) uit Landsmeer –gehuwd, moeder van twee kinderen (10 en 14 jaar)– werkt al een jaar of zeven als vrijwilliger bij de plaatselijke brandweer. Met plezier. „Het geeft voldoening als je als hulpverlener een bijdrage kunt leveren aan de maatschappij.”
Drieduims slangen
Veerman ziet vrouwen bij de brandweer als een normaal verschijnsel. Ze voelt zich ook volledig geaccepteerd door haar 29 mannelijke collega’s. „In het begin niet. Toen moest ik me bewijzen. Je zag ze kijken, vooral de jongens die al járen bij de brandweer zitten: Kan ze dat? Moeten we haar niet even helpen?”
Verschil tussen brandweermannen of -vrouwen is er niet. Of in ieder geval bijna niet, vindt Veerman. „Natuurlijk is een man krachtiger. Veel collega’s nemen twee drieduims slangen tegelijk mee onder de arm. Ik pak er eentje en ren nog een keer voor de tweede.”
Veel meer verschillen kan ze niet bedenken. „Een vrouw blust een brand echt niet anders dan een man. Iedereen krijgt dezelfde opleiding.” Nog één ding schiet haar te binnen. „Een vrouw wil altijd graag het naadje van de kous weten. Tijdens de cursus stelde ik allerlei vragen. Mijn mannelijke collega’s spitsten hun oren. Eigenlijk hadden ze dat ook aan de orde willen stellen.”
Spuitgasten kicken –volgens sommigen– juist op een mooi brandje. „Nee”, corrigeert Veerman. „We zien graag een mooie fik… om het te kunnen blussen.” Het werk van de brandweer is echter breder dan bluswerkzaamheden. Als het nodig is, neemt Veerman daarom ook de ”knipper” of de ”spreider” ter hand – hydraulische apparaten om beknelde slachtoffers uit een autowrak te bevrijden.
Het aantrekkelijke van het werk bij de brandweer is de uitdaging. „Als de pieper gaat, laat je alles vallen wat je op dat moment in je handen hebt. Toen de kinderen nog kleiner waren, had ik met de buurvrouw de afspraak dat ik ze direct bij haar door de deur kon doen. Zelf wil je zo snel mogelijk naar de kazerne, met de auto mee.”
Vonk
De vonk voor het brandweerwerk sprong bij Veerman over op het moment dat ze een folder kreeg met een oproep aan vrouwen zich aan te melden. „Het is niet zozeer een jongensdroom geweest. Ik smulde wel van verhalen van vrienden bij het korps.”
De teamgeest in de organisatie spreekt haar aan. „Het is een hechte club. Dat moet ook wel. Je moet in noodsituaties blindelings op elkaar kunnen vertrouwen. Samenwerking is belangrijk. Je klaart een klus met z’n allen.” Nieuwe vrijwilligers draaien daarom eerst een tijdje mee om te kijken of ze in het korps passen.
Het beeld dat ze vooraf had van de brandweer komt niet helemaal overeen met de werkelijkheid. „Ik had verwacht veel meer met vuur te maken te krijgen. We oefenen veel, alles is echt, behalve het vuur. Daar zijn de milieuregels in Nederland te streng voor.” Twee keer per jaar ondergaan de spuitgasten een hittetraining op een speciaal ingericht oefencentrum.
Ook het geromantiseerde beeld dat brandweermannen bij elk korps zich langs een paal naar de blusvoertuigen beneden laten glijden, heeft ze al bij haar eerste bezoek aan de kazerne moeten bijstellen.
Echt bang is ze in haar loopbaan nog niet geweest. „Je voelt altijd wel de spanning: Wat treffen we nu weer aan? Ik heb wel een keer gehad dat ik me bij een brand in een oud, leegstand pand afvroeg: Moet ik dáár naar binnen? Je kunt ervan uitgaan dat de vloeren verrot zijn.” Snel overleg is in zo’n geval geboden. „Je moet niet elk bevel domweg opvolgen, maar ook niet eindeloos blijven discussiëren.”
De opleiding tot brandweerman heeft ze als intensief ervaren. Drie jaar lang was ze elke week twee avonden met de opleiding bezig. „Maandagavond oefenen, dinsdag- of donderdagavond leren.”
Veerman is inmiddels opgeklommen van manschap naar hoofd brandwacht. Bovendien is ze plotter, een ‘notulist’ die bij grote incidenten de afspraken tussen verschillende officieren van dienst vastlegt.
Thuisfront
Van belang is dat het thuisfront achter haar werk bij de brandweer staat. „Soms moet je bij nacht en ontij je bed uit. Voor m’n man en kinderen is dat niet altijd even leuk. Maar inmiddels zijn ze eraan gewend.” Woensdagavond kreeg de brandwacht om half tien een melding van een ammoniaklekkage bij een bedrijfspand in de buurt. „Daar was ik tot twee uur mee bezig. Terwijl ik om zes uur weer uit m’n bed moest.”