Net als Micha
In de hitte van tropische middagzon zoek ik een plekje in de dichte schaduw. Vanaf dat punt heb ik precies zicht op hen.
Bemoedigend klinkt het: „Hou allebei je handjes maar goed vast. Van je een, twee, hopsake, in de lucht!”Dit alles zou niet zo bijzonder zijn geweest in een speeltuintje, ware het niet dat dit kindje erg klein is voor een wip-wap. Ze is nog maar net twee jaar, schat ik. Tegenover haar zit haar vader.
Dat kan eigenlijk niet missen, want een moeder zou dit al snel te eng vinden.
Ik ook. Zo’n klein meiske. Stel dat zij even vergeet zich vast te houden op het hoogste punt… Niet aan denken, want het gaat goed. Zeker is dat die twee groot plezier hebben zonder dat het ook maar één keer dreigt mis te gaan.
Het grappige is dat ik hun gesprekje kan volgen, want ze zijn een van de weinige Nederlanders op de camping. Het contact tussen hen en ons blijft beperkt tot af en toe een groet, totdat onze zoon samen met de vader –die Micha blijkt te heten– terugloopt vanaf de supermarkt. Ze blijken een klik te hebben, die twee.
Ze praten over van alles en nog wat en ook de hobby van Micha en zijn vrouw komt ter sprake: wielrennen. Op vakantie nemen ze elk hun eigen fiets mee, al kunnen ze sinds de komst van hun kleine meisje meestal niet gelijktijdig op pad.
Wil hij misschien een keer met hem mee op de fiets van zijn vrouw? Dat hoeft Micha geen twee keer te vragen. Dolenthousiast komt onze zoon naar de tent: „Mag het?”
We realiseren ons dat de onbekendheid met Micha geen belemmering vormt. Dat schijnt trouwens iets typisch Nederlands te zijn. Op een camping vertrouwen Nederlanders hun kinderen vrij gemakkelijk toe aan de zorg van landgenoten. Als kinderen samen spelen, kun je als ouders best vragen of de andere ouders een oogje in het zeil houden, terwijl je zelf een poosje weg bent.
Een Nederlandse vrouw die met een Fransman is getrouwd, wees ons erop dat ‘buitenlanders’ dat niet zo snel doen. Grappig is dat wel: het enkele feit dat Micha sympathiek oogt, op dezelfde manier vakantie houdt en Nederlands is, verbroedert en schept vertrouwen.
Het is dus niet zozeer de vraag of Micha wel betrouwbaar is. Het probleem is meer of het allemaal niet te hoog gegrepen is. Nog nooit eerder op een racefiets gezeten en dan gelijk al een tocht maken? Wat als onze zoon te moe wordt en een blok aan het been vormt? Het is natuurlijk wel reuze aardig dat hij mee mag.
Ineens is het besluit genomen. Als Micha het ziet zitten, dan is het verder aan hem. Voordat we allerlei goedbedoelde raadgevingen mee kunnen geven, is zoonlief er alweer vandoor naar Micha. Die zeurt tenminste niet. Geen ”Ja, maar … kun je het wel?” Wel: ”Probeer het, je kunt het best. Hier, die helm past jou ook”.
Hij heeft het niet over leeuwen en beren, maar ziet mogelijkheden. Dat blijkt zowel bij een peuter als een puber te werken. Want even later zien we in een flits een diep voorovergebogen wielrenner speciaal nog even voorbij onze tent racen.
Hij kijkt nauwelijks op. Met een minimale groet en een nauwelijks merkbare glimlach gaat hij er vandoor. Ongelofelijk stoer.
Een paar uur later komt er weer zo’n schim voorbij, maar dan met een knalrood hoofd. Eenmaal terug bij de tent lijkt onze zoon gegroeid. Hij kan prima met zo’n racefiets overweg. Schakelen is kinderspel en als het moet, neemt hij de fiets op zijn rug.
’t Weegt niks, zo’n ding. Je gaat keihard, vooral van de berg af.
Of 35 geraden niet te warm is? Ach, niet te snel piepen, gewoon dóen.
En vooral genoeg drinken. Grapefruitsap is volgens Micha goed voor de dorst, al is het zo bitter als wat. Dronk je dat?! Tuurlijk. Net als Micha.
De auteur is psychologe en moeder van een zoon van 11 jaar en twee dochters van 16 en van 17.Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.