„Er is ontzettend veel verbeterd in Afghanistan”
Het gaat slecht in Afghanistan, is een refrein dat dagelijks in de media klinkt. Jaap Bergman, sinds drie jaar programmamanager voor ZOA-Vluchtelingenzorg in Afghanistan, wil die boodschap graag nuanceren.
„Er is ook ontzettend veel verbeterd in Afghanistan”, zegt hij. Zo is er in Kabul 24 uur per dag elektriciteit en verspreid over het land zijn wegen en bruggen aangelegd. „’s Ochtends zie ik grote groepen meisjes naar school lopen.” Wat hem frustreert is de onveiligheid, de dagelijkse dreiging van ontvoeringen en bermbommen.Die onveiligheid bedreigt de levens van burgers, hulpverleners en militairen, maar staat ook de wederopbouw in de weg. „Soms moet je het besluit nemen om bepaalde gebieden niet meer in te gaan vanwege de gevaren. Dat geeft je het gevoel dat je iets moet loslaten wat nog niet af is. Moeilijk is dat.”
De Afghanen zijn zeer kwetsbaar voor natuurrampen, zegt Bergman. „Het lijkt soms of die rampen maar blijven komen. Een zomer van droogte volgt op overstromingen in het voorjaar, en vervolgens is er dan een strenge winter. En één ramp kan kapotmaken wat je in drie jaar hebt opgebouwd. De mensen hebben in zo’n geval niets om op terug te vallen. Er is geen geld voor voldoende beschermingsmaatregelen, voor een deltaplan of dijkverzwaring.”
Toch ziet Bergman vooruitgang in Afghanistan. „Het ontwikkelingsprogramma dat we in samenwerking met de Afghaanse overheid uitvoeren, is een goed voorbeeld van iets wat echt werkt. Het is democratisch, met een bottom-upbenadering. Zo is er eerst een vergadering met de dorpsoudsten waarop we vertellen over het programma. Vervolgens worden er dorpsraden opgezet, waarvoor we samen met de mensen verkiezingen organiseren. Zo’n dorpsraad neemt de ontwikkeling van het dorp vervolgens zelf in handen. Ze geven aan wat er in hun gemeenschap nodig is. Dat kan van alles zijn: van de aanleg van een weg of waterputten tot een landbouwproject of de bouw van een school. Voor het programma –dat betaald wordt door buitenlandse donoren, waaronder Nederland– krijgen de dorpsraden via ons geld en technische ondersteuning.”
Waar op provinciaal en landelijk niveau corruptie soms een groot probleem is, werken zulke dorpsraden veel beter. „De mensen die in zo’n raad zitten, leven ook in het dorp. Ze willen hun goede naam niet riskeren door bijvoorbeeld vriendjespolitiek, want zij moeten zich verantwoorden tegenover hun buren.” Bergman weet het zeker: wederopbouw door middel van zo’n dorpsradenprogramma heeft de toekomst.
Bergmans vrouw Anja richt zich op een heel andere categorie Afghanen: bewoners van de plaatselijke vrouwengevangenis. Het overgrote deel van hen zit vast omdat zij de familie-eer geschonden hebben door te weigeren te trouwen met de man die hun familie voor hen had uitgezocht. Samen met een Afghaanse vrouw gaat ze er af en toe heen. „We brengen er dekens, maandverband en shampoo. Dankzij giften konden we een lerares betalen die de vrouwen lezen en schrijven leerde.”
Anja Bergman raakte onder de indruk van een meisje van vijftien in de jeugdgevangenis dat geweigerd had met haar neef te trouwen. Zij werd door haar ouders opgesloten totdat ze zou toegeven. Het meisje hield voet bij stuk en kwam ten slotte in de jeugdgevangenis terecht. Een jonge Afghaanse advocaat komt nu regelmatig met haar praten en bemiddelt tussen haar en haar familie.
Wat Anja Bergman nooit gewoon zal vinden is de positie van de vrouwen. Dagelijks wordt ze ermee geconfronteerd: vrouwen die op straat in boerka’s lopen en meisjes die in de jeugdgevangenis zitten omdat ze de familie-eer hebben geschonden. „Vrouwen in Afghanistan hebben geen rechten. Dat is iets wat voortkomt uit een cultuur van eer en schaamte. Alles wat je doet als vrouw, moet eer geven en schaamte voorkomen. Omdat er veel onderling wantrouwen is, wordt een dochter uitgehuwelijkt aan haar volle neef, zo weten de ouders tenminste aan wie ze hun dochter weggeven.” Anja Bergman wijst erop dat de overheid voorlichtingscampagnes organiseert tegen huiselijk geweld en tegen de gewoonte om jonge meisjes aan oude mannen uit te huwelijken.
Feit blijft dat de Afghaanse cultuur zeer gesloten is. „Daardoor komen Afghanen niet in aanraking met moslimlanden waar vrouwen een gelijkwaardiger positie hebben”, zegt ze. Als ze twijfel laat blijken over bepaalde gebruiken, is het antwoord steevast: „This is our culture” (dit is nu eenmaal onze cultuur). Daarom accepteren de meeste vrouwen hun situatie. Om de pijn wat te verzachten, onderhouden ze onderling wel hechte vriendschappen. Er is nog een kant: vrouwen blijken veel gemotiveerder om aan een ontwikkelingsproject mee te doen dan de mannen. „Dan ervaren ze dat ze samen sterk staan, en op die manier wel iets voor elkaar krijgen.”
De namen van de ZOA-werkers zijn om veiligheidsredenen veranderd.