De rechtmatige eigenaren, die sinds het einde van de Kosovo-oorlog in juni 1999 als vluchteling in Servië wonen, ontdekken de transactie meestal pas als deze al is ingeschreven in het kadaster. Feitelijk is dan iemand anders eigenaar van hun bezit geworden.Volgens het rapport van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) vormen de illegale trans­acties een grove schending van de mensenrechten en belemmeren ze de terugkeer van de vluchtelingen. De verkoop wordt met vervalste papieren bij een rechtbank gelegaliseerd voordat ze in het kadaster worden ingeschreven. Vaak wordt deze legalisering omzeild doordat er met vervalste stempels een rechtbankdocument wordt nagemaakt.

Als de Servische eigenaar de diefstal van zijn bezit uiteindelijk bij een rechtbank aanhangig maakt, wordt de behandeling van zijn zaak keer op keer uitgesteld.

In juni 1999 verliet, na het stoppen van de NAVO-bombardementen, het Servische leger de op dat moment nog Servische provincie Kosovo. Zo’n 200.000 Kosovaarse Serviërs voelden zich daardoor onbeschermd en trokken met hen mee. Veel van hun huizen werden in de daaropvolgende weken door naar Kosovo teruggekeerde Albanezen in brand gestoken. De ongeveer 150.000 achtergebleven Serviërs wonen te verspreid om illegale huizentransacties te ontdekken.