Dat zou volgens minister Van der Hoeven (Economische Zaken) bijvoorbeeld kunnen via ”naming and shaming”, waarbij resultaten van EU-lidstaten inzichtelijk worden gemaakt en vergeleken.„Dat vindt niemand leuk, als je onder aan een lijst bungelt”, aldus Van der Hoeven gisteren in een kabinetsreactie op het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) voor een nieuwe Lissabonstrategie in Europa na 2010. Het idee is dat door het afzetten van prestaties de lidstaten meer geneigd zijn om zich op te trekken en te leren van andere landen die het beter doen.

In het huidige Verdrag van Lissabon is afgesproken om Europa de meest concurrerende economie ter wereld te maken. Het kabinet is het met de SER eens dat ook na 2010 ingezet moet worden op een hogere arbeidsdeelname, kennis en duurzaamheid om de vergrijzende EU-bevolking welvarender te maken.

In maart 2010 wordt de nieuwe Lissabonagenda vastgesteld. Volgens Van der Hoeven geldt voor de agenda „dat het sowieso een tandje meer moet” door de economische crisis. Ook moeten de doelstellingen scherper. „Dat betekent dat we bepaalde dingen niet moeten willen en andere dingen juist sterker.”

Aan de huidige Lissabondoelstellingen op het gebied van arbeidsparticipatie, zoals minstens 50 procent van de ouderen aan het werk en 60 procent van de vrouwen, voldoet Nederland. Maar bijvoorbeeld met investeringen in kennis en vernieuwing in het bedrijfleven blijft Nederland achter.

Van der Hoeven ziet niets in het dwingend opleggen van maatregelen als een lidstaat steeds weer achterblijft. Zij meent dat een formele aanbeveling vanuit Brussel aan een land dat het op een bepaald terrein maar laat afweten, in de praktijk vaak al zo hard aankomt dat alsnog aan oplossingen wordt gewerkt.

Van der Hoeven wil ook waken voor een al te grote concurrentiestrijd binnen de EU. „Als wij in Nederland alleen via het aantrekkelijk maken van ons vestigingsklimaat bedrijven uit Frankrijk of Duitsland proberen weg te halen en andersom, wordt de koek natuurlijk niet groter.”