Kerk en school moeten samen gaan praten
In recente bijdragen op deze pagina werd ingegaan op de consequenties van onderwijsvernieuwingen voor het onderwijs in de kerk (dr. C. P. Polderman, 7 januari; J. M. van Vliet, 14 januari; dr. Polderman en ds. M. J. Kater, 21 januari). W. P. van Kempen
benadrukt dat het in de kerk gaat om heilige zaken die verschillen van het „mensenwerk” op school. Hij bepleit tegelijk een gesprek tussen kerk en school, om zo gezamenlijk wat voor reformatorische jongeren te betekenen. Een compliment aan dr. C. P. Polderman. Het is hem gelukt tongen los te maken en pennen in beweging te brengen. En over een belangrijk onderwerp: de relatie tussen kerk en school. Daar heeft de gehele gereformeerde gezindte baat bij. Anders gezegd: Daar zou de gezindte baat bij kunnen hebben - als de discussie juist begonnen was. Dit is misschien een burgerlijke opmerking, maar niet zonder belang. Voor een goed, pittig debat is een goede start nodig. Je hoeft het niet met elkaar eens te zijn, maar je moet wel elkaars vertrekpunt willen erkennen.
Er is iets misgegaan: Polderman citeert een RD-verslag (”Onderwijsvernieuwing vraagt om keuze”, 28 december) over de jaarvergadering van de Gereformeerde Onderwijzers- en Lerarenvereniging (GOLV). Het is lastig uit een dergelijk verslag te citeren, zo uit de tweede of derde hand. Je mist te veel elementen uit iemands verhaal om een goede weergave te krijgen. En ziedaar wat er gebeurt: Wim Büdgen, hoofdspreker op de bijeenkomst, wordt selectief geciteerd. ’t Is direct raak: „Van docentgestuurd naar leerlinggestuurd onderwijs.” Uit zo’n uitspraak leer je de echte vernieuwer kennen, de man die zonder aarzelen alles op z’n kop zet, die een eeuwenlange traditie terzijde schuift! Nu kan iedereen het eens lezen - uit de derde hand!
Want het is niet waar wat hier wordt gesuggereerd. In het denken over onderwijs wordt gesproken over ”sturing”. Niet alleen de docent stuurt het leren. Dat weten we op school maar al te goed. Veel ouders weten wat het betekent als hun kind zich niet verantwoordelijk voelt voor zijn leren. Dan wordt het niks.
Kenmerkend voor het denken van Büdgen is dat hij zeer veel waarde hecht aan de rol van de docent in het onderwijs. Vernieuwing betekent niet dat de docent verdwijnt, maar dat er sprake is van zekere mate van taakverschuiving. En dat geldt ook voor de kenniscanon, voor de kennisverwerving. Jammer dat deze ongenuanceerde beweringen als vertrekpunt worden genomen. Erg jammer dat deze uitspraken verminkt worden overgezet naar de kerkdienst. Hier wordt een grens overschreden. Daardoor worden deze beweringen wel op een heel navrante wijze toegepast. „De behoeften van de hoorders gaan de inhoud van de preken bepalen.” En: „Het bezoeken van de kerkdiensten is niet strikt noodzakelijk meer.”
Twee werelden
In de gevoerde discussie staan standpunten tegenover elkaar. Kun je een directe lijn trekken van veranderingen in het onderwijs naar vernieuwingen in de kerkdienst? Poldermans zorg is dat dit inderdaad het geval is. Onvermeld, maar wellicht op de achtergrond aanwezig, is het adagium dat leerlingen en kerkgangers niet langer dan tien à vijftien minuten geconcentreerd luisteren. Daarna verslapt de aandacht. Wat betekent dat bij een preek van drie kwartier?
Ds. Kater schrijft de methode van de auteur „te willen aangrijpen om aan te tonen dat het nieuwe leren juist fatale gevolgen heeft voor de kerkdienst.” J. M. van Vliet denkt in die lijn als hij schrijft dat „de ontwikkelingen in het kerkelijk onderwijs doorvertaald moeten worden naar de eredienst.” De zoektocht van de schrijvers leidt tot een verschillende uitkomst. Polderman geeft aan dat hij „met betrekking tot de kerk” bij de „vernieuwers” behoort. Ds. Kater meent dat de kaders al vaststaan. Van Vliet vraagt aandacht voor behoud van het unieke in de kerkelijke geloofsoverdracht, met opening naar de vragen van deze tijd.
Van belang is met elkaar vast te stellen dat school en kerk naar hun aard verschillend zijn. De kerk en de kerkdienst zijn heilige zaken. Hoe menselijk wij daarop mogen reageren, het gaat om Goddelijke zaken. Terecht schrijft ds. Kater: „In de kerkdienst gaat het om de proclamatie van het Woord.” Die verkondiging komt tot ons, gezaghebbend. Dat is het unieke van de kerkdienst. Dat daar ook menselijke elementen bij komen, is niet vreemd of verontrustend. Zolang de boodschap maar centraal staat.
De school daarentegen is mensenwerk. Door dit zo te benadrukken lijkt het of ik geen ruimte zie voor de Bijbel in het onderwijs. Die zie ik wel degelijk, maar dan toch ten dele: in het hart en in de houding van mensen, in onderdelen van de leerstof, in omgangsvormen. Samengevat: kerk en school zijn zo verschillend dat de invloed van de school op de kerkdienst zeer gering is.
Gesprek nodig
Misschien is de eigenheid van kerk en school nog niet ver genoeg doorgetrokken, misschien zou je zelfs van een kloof moeten spreken.
Maar er is wel een brug - een verbinding tussen kerk en school: het catechetisch onderwijs. Het is jammer dat in de afgelopen discussie dit onderwerp zo weinig centraal heeft gestaan. Want hier ligt mijns inziens de kern van het probleem.
Dat leidt tot mijn tweede vraag: Bestaat er een relatie tussen gewoon onderwijs en kerkelijk onderwijs? Ja. Gemeenschappelijk hebben ze in elk geval de overdracht van leerstof. Maar wat overgedragen wordt is verschillend. Terecht vraagt Polderman aandacht voor het ”hoe” van beide vormen van onderwijs. Dat dient de kern te zijn van een verder gesprek. Hoe geven we goed onderwijs aan jongeren anno 2003?
Wie wel eens nagedacht heeft over de relatie tussen kerk en school, weet dat er altijd een goede verhouding tussen beide heeft bestaan. Maar van een gesprek, van een ontmoeting op een gemeenschappelijk raakvlak, was en is nauwelijks sprake. Rond het thema ”onderwijsontwikkelingen en catechetisch onderwijs” valt echter veel te leren, zowel voor de kerk als voor de school. Vooroordelen zouden opgeruimd kunnen worden. Dat zou mooi zijn. Als je van mening bent dat er min of meer sprake is van een crisis in het kerkelijk onderwijs, dan moet je ook met de school gaan praten. Wie samen iets voor jongeren wil betekenen, dient een gesprek aan te gaan, bijvoorbeeld door een ontmoeting te organiseren.
De auteur is plaatsvervangend directeur van de scholengemeenschap Guido de Brès te Rotterdam.