Buitenland

Een kleurig feest

Een week Nairobi, in het verre Kenia, waar onze zoon Evert op 8 augustus trouwde. De voorbereidingen voor de reis, het verblijf in de Keniaanse hoofdstad en het huwelijksfeest leverden een aantal impressies op.

Henk Florijn
21 August 2009 07:53Gewijzigd op 14 November 2020 08:29
Evert Florijn en Mavis Akinyi Olum beloofden elkaar op 8 augustus trouw voor het leven. Foto’s Henk Florijn
Evert Florijn en Mavis Akinyi Olum beloofden elkaar op 8 augustus trouw voor het leven. Foto’s Henk Florijn

Het is een drukkende dag als we naar de Keniaanse ambassade in Den Haag gaan om een visum voor een reis naar Nairobi aan te vragen. Daar zal dan onze zoon in het huwelijk treden.De kleine wachtkamer is vol toekomstige reizigers die op hun beurt wachten. Achter de balie zit een jonge, donkere vrouw. Ze werkt de zaken in een kalm tempo af en dat biedt de gelegenheid om een en ander goed in je op te nemen.

Er staat een vitrine met Keniaans houtsnijwerk in de hal: de olifantjes en de nijlpaarden zijn goed vertegenwoordigd. Heel opvallend is dat de ruimte bovenin gereserveerd is voor een enkel pakje koffie van een bekend merk; de smaak heet: ”Kenya blend”. Een beetje nationalisme kan blijkbaar geen kwaad.

Belangrijker is het voorwerp dat nadrukkelijk wordt tentoongesteld naast de balie, het omslag naar de wachtkamer gericht: een Holy Bible. Ja, Kenia is een overwegend christelijk land en daar willen ze voor uitkomen ook.

Wanneer we eindelijk aan de beurt zijn, merk ik dat ik een pasfoto vergeten heb, maar als ik de medewerkster een briefje van 10 euro toesteek, blijkt dat geen enkel probleem meer. Integendeel, het officiële document wordt nu nog sneller afgehandeld. En we hebben een vriendin gemaakt, daar op de ambassade.

Verkeer

Als mijn vrouw, dochter en ik in Nairobi aankomen, blijkt het verkeer in de Keniaanse hoofdstad z’n eigenaardigheden te hebben. Een chaos aan vervoersmiddelen krioelt door elkaar: personenauto’s, soms met goed leesbare opschriften zoals ”shalom” en, in het Engels: ”Christus is het antwoord”, volgepakte busjes, ”citi hoppa” geheten, touringcars en motorfietsen. Ze vechten zich door de straten; de stank van de uitlaatgassen is enorm.

Regelmatig stokt de stroom, soms door een opstootje waarbij met opgewonden gebaren iedere chauffeur het eigen gelijk krachtig benadrukt. Soms door een ongeluk, zoals die morgen dat we een motor in de kreukels op straat zien liggen, de bestuurder versuft en met zijn hoofd in zijn handen ernaast. In de verte komen twee politieagenten op hun gemak aankuieren. Waarom zouden ze zich ook haasten, het ongeluk kan immers toch niet meer worden voorkomen?

Het is een enorm lawaai: de auto’s toeteren. Hier blijkt pas goed hoe je met behulp van een claxon je stemming duidelijk kunt maken. Er zijn vriendelijke stootjes als een bedankje voor iemand die voorrang verleent, soms wordt er geërgerd, dan weer woedend getoeterd. Noch van het een, noch van het ander lijken de bestuurders zich veel aan te trekken.

Dat doen ze al evenmin van de verkeersborden en de stoplichten die ze tegenkomen. Ook die beschouwen ze blijkbaar als te verwaarlozen futiliteiten. Alleen verkeersagenten stralen gezag uit en worden gehoorzaamd. Voor de rest probeert men alleen maar om, al hobbelend door kuilen en grote gaten in het asfalt en over bijna onzichtbare verkeersdrempels en de roodstoffige berm, zo snel mogelijk zijn weg naar de bestemming te vinden.

Lege band

Een zekere onbekommerdheid kan de automobilisten evenmin worden ontzegd. Een taxichauffeur die we aanschieten, wijzen we op een bijna lege rechtervoorband, maar dat blijkt van geen belang. Onverschrokken stort hij zich in de verkeersstroom en met vuur en verve snelt hij naar het hotel.

Totdat de wagen naar de kant van de weg wordt gedirigeerd door zwaarbewapende politieagenten. Bits verklaren ze dat ze onze paspoorten willen zien en de visa. Met z’n tweeën bestuderen ze alles heel grondig. Als de papieren blijken te kloppen, overhandigen ze die teleurgesteld en geven ze met een verachtelijk gebaar aan dat we verder moeten.

Ze hebben pech, verklaart de begeleider. Als het niet in orde was geweest, hadden ze steekpenningen kunnen opstrijken. En die vormen een behoorlijke aanvulling op hun salaris.

Bewaard geheugen

”Bewaar het geheugen van de natie”, zo luidt de vertaling van het opschrift boven het gebouw van het Nationaal Archief in Nairobi. Bij de balie worden we eerst aangesproken in het Kiswahili. „Djambo” (Hallo), zegt de medewerkster. Na enkele voor ons onverstaanbare woorden gaat ze verder in het Engels, de officiële voertaal.

Bezoekers mogen vrijelijk rondlopen in de expositieruimtes; je wordt niet lastiggevallen door gidsen die het allemaal eens haarfijn zullen uitleggen. Allerlei maskers, kleden en kleding, wapens –waartoe ik ook maar de granaathulzen reken–, potten, kruiken, veel foto’s en een paar schilderijen zijn er te bezichtigen. Hoewel het officieel verboden is, vindt niemand het een probleem als ik een fototoestel tevoorschijn haal.

Wat ik mis zijn tentoongestelde documenten. In Kenia zijn maar weinig oude schriftelijke bronnen bewaard gebleven. Het oudste dateert van 1845, toen Kenia nog een kolonie van Groot-Brittannië was. Het is een oprichtingsakte van een zendingsvereniging. Het oudste overheidsdocument stamt uit 1890. „Begrijpelijk”, luidt de verklaring van een Keniaan naderhand, „het klimaat is niet geschikt om papier te bewaren. Daarbij konden de meeste inwoners niet schrijven en ten slotte trokken meerdere stammen van de ene plaats naar de andere.”

Er komt een schoolklas binnen, alles bij elkaar zo’n vijftig identiek geklede kinderen. Ze gedragen zich heel ordelijk en luisteren stil en aandachtig naar een gids. Kom daar in Nederland maar eens om.

Out of Africa

Tussen 1914 en 1931 woonde in een schitterend landhuis met zicht op de Ngong Hills, een natuurreservaat ten zuidwesten van Nairobi, de schrijfster Karen Blixen (1885-1962). In haar beroemdste boek, ”Out of Africa”, klinkt op iedere bladzij de heimwee naar die tijd door.

Haar huis is nu een nationaal museum, ingericht met het authentieke meubilair. Maar waren de boeken die er staan oorspronkelijk ook haar eigendom? Sommige mogelijk wel, maar als ik op een van de planken ”Kramers Nederlandsch-Engelsch Woordenboek” zie staan, twijfel ik.

Op het terrein waar Blixen eertijds wandelde, haar opdrachten aan de bedienden gaf en de honden uitliet, worden nu bruiloften gevierd. Deze dag die van mijn zoon met zijn bruid, de donkere Mavis Akinyi Olum.

Bruiloft

Het is niet makkelijk om een Keniaanse bruiloft te beschrijven. Kort samengevat valt die op door veel kleuren, veel beweging, veel toespraken en veel geluid. Wat dat laatste betreft: de bruidegom, de bruid, hun ouders, de ”best man” en de ”best maid”, hulpjes van bruidegom en bruid, worden begeleid door een groepje omvangrijke vrouwen die allen over een formidabel stemgeluid beschikken. Een van hen is blijkbaar de voorzangster en de anderen vallen oorverdovend in. Het zijn liederen tot eer van God in het Kiswahili.

Een en ander blijft uiteraard niet onopgemerkt. De aandacht van de overige bezoekers van Blixens huis is getrokken. Mensen van allerlei nationaliteiten beschouwen de bruiloft als een bijzondere happening en tijdens de plechtigheden worden we uitgebreid gefotografeerd en gefilmd door Japanners, Koreanen, Chinezen en een paar Europeanen.

Naar de toespraken in het Engels wordt aandachtig geluisterd. Iedereen spreekt kort: niemand heeft meer dan vijf minuten nodig. Het meeste indruk maakt de gestamelde en soms bijna niet te verstane gelukwens van een oude Keniaanse, die op een stok moet leunen. Zij eindigt met de woorden: „Ik zal voor jullie bidden, lieve kinderen.”

Vliegreis

Er zijn mensen die beweren dat reizen per vliegtuig saai is. Het zal wel, maar dan moet je geen vliegangst hebben: bang zijn is een uitstekende remedie tegen verveling, ook als de reis acht uur duurt, zoals die van Nairobi naar Amsterdam.

Het personeel heeft een paar maat­regelen genomen om het aangenamer te maken voor hen die met het zweet in hun handen reizen. Een heel simpele is dat ze in de nummering van de banken het ”ongeluksgetal” dertien hebben weggelaten. Alsof dat zou helpen…

Je hebt maar weinig ruimte in een vliegtuig. Soms kun je een plaats toebedeeld gekregen hebben naast volstrekt onbekende mensen. Naast mij zet zich een Aziatische man. Hij pakt zijn handbagage uit en het eerste wat hij tevoorschijn haalt, is een Holy Bible. Tijdens de reis leest hij er enige tijd in.

Ik denk nog eens aan het boek van Karen Blixen. Zij verhaalt daarin dat zij met een vriend regelmatig vliegtochten maakte. Op een dag kwam een stokoude man uit de Kikoejoestam op haar toe: „U bent vandaag erg hoog geweest”, zei hij, „we konden u niet zien, we hoorden alleen het vliegtuig zoemen als een bij.” Toen vervolgde hij: „Hebt u God gezien?”

Blixen antwoordde: „Nee, God hebben we niet gezien.”

„Dan was u niet hoog genoeg”, merkte hij op, „maar denkt u dat u ooit hoog genoeg komt om Hem te zien?”

Blixen antwoordde: „Dat weet ik niet.”

De Kikoejoe richtte zich tot de piloot: „En u, wat denkt u? Kunt u wel zo hoog komen dat u Hem bemerkt?”

„Dat weet ik niet”, zei deze.

„Dan weet ik niet”, besloot de oude, „waarom u beiden met vliegen doorgaat.”

Merkwaardig. Mijn buurman had de oude Kikoejoe een afdoend antwoord kunnen geven, heel simpel, door op zijn Bijbel te wijzen.

Henk Florijn is docent godsdienst en Nederlands aan het Van Lodensteincollege in Amersfoort.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer