Barmhartigheid én structuurverandering
„Mij bekruipt wel eens het gevoel dat gereformeerden eigenlijk masochisten zijn. Al snel beschouwen ze zichzelf als schuldig aan misstanden in ontwikkelingslanden. Overigens mag het ook weer niet te veel pijn doen.” Met deze stelling prikkelde drs. B. van Popta zaterdag zijn publiek in Amersfoort op een door De Verre Naasten (DVN) belegde studiedag. Thema was ”Gerechtigheid - een vergeten opdracht?”.
Drs. Van Popta, onder meer directeur internationale zaken van ondernemersorganisatie MKB-Nederland, vond het leggen van de schuld van wantoestanden in ontwikkelingslanden bij het Westen onterecht. „Het doet geen recht aan de complexiteit. Wat hebben wij voor schuld aan het conflict tussen Ethiopië en Eritrea? Morele oordelen belemmeren bovendien het zicht op wat je concreet moet doen. En het gaat mij om oplossingen, niet zozeer om de schuldvraag.”
Geconfronteerd met de negatieve uitwerking die handelsbelemmeringen zouden hebben op de Afrikaanse economieën, uitte Van Popta zijn twijfels: „De Nederlandse boeren zijn er wel gelukkig mee. De kardinale vraag is of ontwikkelingslanden de capaciteit hebben om onze vraag naar goederen te voldoen. Wij vrezen dat het gat opgevuld wordt door de Amerikanen.” Waar het gaat om het op poten zetten van de samenleving in ontwikkelingslanden, voelt de directeur van de werkgeversorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf veel voor het ontwikkelen van een maatschappelijk middenveld ter plaatse.
Andere deelnemers opperden plannen om rechtshulp te verschaffen in corrupte samenlevingen. Breed leefde de overtuiging dat het verlenen van barmhartigheid ontoereikend is. Ir. C. Visser, wetenschappelijk medewerker van de ChristenUnie, stelde dat dweilen zonder de kraan dicht te draaien onverantwoord moet heten. Zijns inziens dient de kerk in alle voorzichtigheid profetisch te spreken. „In sommige gevallen, zoals bij asielzoekers die nog niet zijn uitgeprocedeerd maar intussen geen steun krijgen, zal de kerk zelf actie moeten ondernemen.”
DVN-directeur Menno van Hulst zei de belijdenis van Belhar (1982), waarin de apartheid nadrukkelijk wordt afgewezen, een indrukwekkend belijdenisgeschrift te vinden. „Ze is helder, bijbels en niet horizontalistisch. De afwijzing van de theologische en morele rechtvaardiging van de apartheid is een voluit kerkelijke zaak. Het is de ontmaskering van een kerkelijke ketterij die een maatschappelijk systeem heeft gelegitimeerd.”
Het is zaak om, behalve barmhartigheid te bewijzen, de structuren te veranderen, was de teneur van de studiedag van het kerkelijk instituut voor zending, hulpverlening en training van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Drs. W. van Laar, algemeen secretaris van de Nederlandse Zendingsraad, onderbouwde dat door een betoog te houden over het bijbelse begrip gerechtigheid.
Samenvattend kan volgens hem gesteld worden: „Het draait wel om de verzoening, maar het gaat uiteindelijk om het Koninkrijk en Zijn gerechtigheid. De levenshouding waarbij de centrale vraag is hoe ik in de hemel kom, is een gevaarlijke reductie van de bijbelse boodschap. Sociale zorg en inzet voor gerechtigheid kunnen dan alleen nog maar gezien worden als een opstapje naar de evangelieverkondiging. Is bekering uiteindelijk niet dat mensenlevens meer en meer gericht worden op de heiliging van de Naam, op de realisering van Gods heerschappij?”
Van Laar, die een weg bepleitte waarop engagement en spiritualiteit niet langer tegen elkaar worden uitgespeeld, vond steun bij ds. G. Riemer. Deze besprak de vraag in hoeverre de kerk in de realisering van gerechtigheid een opdracht heeft te vervullen. Voor politieke actie, de ondersteuning van rebellen en het aanklagen van multinationals voelt hij niet veel. „Er is een strategie, een programma te ontwerpen in de stijl van Christus. We hebben nieuwe mensen nodig, rentmeesters, beelddragers, onderkoningen, die hun nek uitsteken en het niet overlaten aan Amnesty International en Greenpeace. Wij betrachten gerechtigheid in de stijl van de Tien Geboden. Die wet geldt voor christenen. Zij kunnen deze wet voorleven, voorhouden en weerspiegelen.”
Met deze benadering kon Van Laar niet helemaal uit de voeten. „De kerk heeft weliswaar een eigen betekenis, maar ze is opgenomen in de beweging van God naar de wereld toe. Als christen sta je midden in de wereld, niet als onderdeel van de kerk dat naar buiten uitschuift. De geboden hebben in vele culturen weerklank gevonden. Ik geloof iets meer in de kracht van de algemene genade.”