Dat meldt Verburg maandag in een brief aan de Tweede Kamer. De bewindsvrouw reageert zo op ophef die onlangs ontstond na berichten van stichting Varkens in Nood dat jaarlijks 5 miljoen biggen voortijdig sterven in de varkenshouderij en dat nog levende dieren ter destructie zouden worden aangeboden.De minister stelt dat ziekte en dood horen bij natuurlijke processen en nooit helemaal zijn uit te bannen. Maar ze vindt wel dat de varkenssector aan de slag moet om dit sterftepercentage omlaag te brengen.„De sector heeft de handschoen opgepakt, maar dit heeft nog niet tot zichtbare verbeteringen geleid. Er ligt voor de komende jaren een belangrijke opgave voor de sector om te werken aan een vermindering van het sterftepercentage". De grote getallen hebben hun effect in de samenleving, constateert ze.

Verburg mist overigens wel de nuance in de berichten van Varkens in Nood. Volgens haar gegevens komt het aantal van 5 miljoen biggen erop neer dat per worp van dertien biggen gemiddeld één dood wordt geboren en er later nog een of twee voortijdig sterven. „Het beeld dat Varkens in Nood oproept dat varkenshouders lak hebben aan en gevoelloos zijn voor zieke en dode dieren, werp ik verre van mij. Varkenshouders houden varkens met compassie en verzorgen hun dieren zo goed mogelijk. Geen enkele varkenshouder vindt het fijn als dieren sterven op het bedrijf".

Destructiebedrijf Rendac heeft volgens de minister bevestigd dat zeer incidenteel een levend dier tussen de dode dieren zou kunnen worden aangeboden, maar geeft ook aan dat exacte informatie hierover ontbreekt. „Omdat elk geval er één te veel is, heb ik met Rendac afgesproken extra alert te zijn op mogelijke zaken die niet door de beugel kunnen en mij daarvan op de hoogte te stellen ", meldt Verburg. In de loop van dit jaar beslist de minister of aanvullende afspraken nodig zijn.