Dat blijkt uit gegevens van het Britse ministerie van Defensie, dat toegeeft dat ongeveer een kwart van de soldaten onderdelen van de hun door het leger ter beschikking gestelde uitrusting vervangt door zelfbetaalde spullen.

Dat de soldaten genoeg hebben van smeltende laarzen, uitvallende radio’s en beknellende uniformen is begrijpelijk, maar tegelijk is het schandalig dat de overheid de verdedigers van het vaderland geen beter materiaal ter beschikking stelt, vindt de Britse oppositie. De Liberaal Democraten hebben minister van Defensie Adam Ingram gevraagd de Britse troepen aan de vooravond van een mogelijke oorlog tegen Irak te verlossen van de „goedkope en inferieure onderdelen” van hun uitrusting.

Bij een oefening in 2001 in Oman bleek dat een aantal onderdelen van de standaarduitrusting van de Britse soldaten niet voldoet. Hun SA80 automatische wapen loopt snel vast in de woestijn, de decennia oude Clansman-radio is volkomen ongeschikt voor gebruik in extreme klimaatomstandigheden en de legerkledij veroorzaakte in een aantal gevallen ernstige hitteoverlast.

De Britse soldaten zelf zouden een aantal onderdelen van hun uitrusting het liefst vervangen door Amerikaanse spullen. Vooral de woestijnlaarzen van Amerikaanse soldaten zijn erg in trek bij Britse soldaten.

Ingram wuift de kritiek van de oppositie weg en stelt dat de uitrusting van Britse soldaten beter dan ooit is en adequaat voor het uitvoeren van hun taak. Het ministerie van Defensie merkt op dat er in het Britse leger een lange traditie is van het aanvullen of vervangen door soldaten van de hun door het leger ter beschikking gestelde uitrusting.