MKB begint zuinig aan CAO-overleg
Slechts voor een zeer beperkt aantal sectoren en branches is een loonstijging van maximaal 2,5 procent mogelijk. Dit is voor MKB-Nederland, de brancheorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf, bij alle CAO-besprekingen van dit jaar de inzet.
De donderdagmiddag gepresenteerde nota arbeidsvoorwaardenbeleid staat geheel in het teken van de economische malaise. Zo vreest MKB het verlies van in totaal 150.000 banen. Voor het herstel, stelt de brancheorganisatie, is het niveau van de totale loonkosten maatgevend. „Deze dienen het inflatieniveau nauwelijks te ontstijgen.”
Bij MKB aangesloten brancheorganisaties sluiten zeventig van de 200 bedrijfstak-CAO’s af. Daaronder vallen 1,5 miljoen werknemers. Inmiddels zijn al enkele CAO’s afgesloten voor 2003. De daarin afgesproken loonstijging komt uit op gemiddeld 2,75 procent.
„Laten we dit als signaal opvatten dat er nog heel wat moet gebeuren om de stijging onder de 2,5 procent te krijgen. Het is een eerste teken dat de trend naar beneden is ingezet”, stelde voorzitter Henk Strating van de CAO-commissie. Hij wees erop dat de stijging van de loonkosten van 2,5 procent de „absolute bovengrens” is die in het Najaarsakkoord is afgesproken. „De bandbreedte heeft betrekking op het totaal van in geld waardeerbare CAO-afspraken.”
MKB geeft de voorkeur aan eenmalige, dus niet-structurele beloningsvormen. Bedrijven kunnen daarmee specifieke doelen nastreven op het gebied van bijvoorbeeld productiviteitsstijging, daling van het ziekteverzuim en verbetering van de doelmatigheid. „Wij vinden dat de kost voor de baat moet uitgaan”, plaatste Strating een kanttekening. Uitbetaling vindt daarom slechts plaats indien de gestelde doelen eenmaal zijn behaald.
Uit vorig jaar in opdracht van MKB uitgevoerd onderzoek blijkt dat inmiddels ruim 36 procent van de mkb-ondernemers resultaatafhankelijk beloont. In 2000 lag dat nog 8 procent lager.
Een vertrouwd thema voor MKB is de arbeidsproductiviteit. In het mkb blijft deze met een daling vorig jaar van 1,5 procent achter bij het Nederlandse gemiddelde. Strating schrijft dat deels toe aan de moeite die kleinere bedrijven hebben met het doorvoeren van vernieuwing. Bovendien zijn zij minder geneigd personeel te ontslaan als het eens wat minder gaat met de economie. „We zouden met elkaar eens bereid moeten zijn na een aantal jaren van mooie CAO’s met hoge loonstijgingen wat meer aandacht te schenken aan productiviteit.”
Het terugdringen van het ziekteverzuim maakt met loonmatiging en productiviteitsverbetering de driehoek compleet. Het gemiddelde ziektepercentage in het mkb bedraagt 4. Aanpakken van het ziekteverzuim is volgens de organisatie een van de „groot aantal zaken” die beter op de werkvloer kunnen worden geregeld dan via CAO’s. De nota bevat een aantal draconische maatregelen die werknemers zouden moeten stimuleren zich pas in het uiterste geval ziek te melden. „Het zijn maar een paar voorbeelden”, relativeerde Strating het lijstje met financiële prikkels.
Ook het uitkeren van beloningen aan werknemers die zich níet of weinig ziek melden, lijkt Strating een mooie „uitdaging.” Hij wil daarover graag met de vakbonden een gesprek voeren. „Bij de vuilnisdienst in Amsterdam zijn daarmee vorig jaar goede ervaringen opgedaan. Het enthousiasme bij het personeel is groot.”
Over de recente productiviteit van de wetgever is MKB minder te spreken. Wetgeving met betrekking tot zaken als arbeid en zorg of het recht arbeid op zondag te weigeren, zijn in de bewoordingen van de nota overbodig en onacceptabel. Strating: „De overheid moet niet alles willen regelen. Een nieuw kabinet zou moeten bekijken op welke onderdelen de sociale partners verantwoordelijkheid kunnen terugkrijgen.”