Secretaris van de vereniging, F. van Kemenade, vindt dat een zorgelijke ontwikkeling, omdat zo steeds minder vaak duidelijk wordt waarin een persoon in werkelijkheid is overleden. Ook de bijkomende ziektes die niet altijd direct tot de dood hebben geleid komen niet aan het licht. „Daarmee verliezen we een belangrijk kwaliteitsinstrument", vult voorzitter M. Daemen van de vereniging aan.„Door verbeterde technieken zoals de mri–scan kunnen doktoren ook goed geïnformeerd raken over wat zich in het lichaam heeft afgespeeld. De noodzaak om dus ook nog autopsie te laten doen is niet meer zo groot", licht Van Kemenade toe.

Een andere reden voor de teruglopende aanvragen is dat artsen tegenwoordig niet meer zo vertrouwd zijn met autopsie ofwel obductie. „Er zijn tegenwoordig artsen die nog nooit een obductie hebben gezien. Dat maakt ze er ook minder vertrouwd mee", aldus Van Kemenade. In de jaren zeventig zagen artsen gemiddeld nog acht tot tien obducties tijdens hun opleiding, nu is het uitzonderlijk als ze er twee zien.

Het aantal lichamen dat beschikbaar is voor autopsie, is volgens Van Kemenade wel voldoende. Ook al neemt de vraag naar autopsie bij ziekenhuizen af, het aantal pathologen is niet minder geworden. Nederland telt er 340. „We zijn grotendeels werkzaam als klinisch specialist in de verschillende laboratoria", zegt Daemen.