Kokkelvisserij wil graag ’n elfstedentocht
Wat heeft de kokkelvisserij te maken met een elfstedentocht? Op het eerste gezicht weinig. Het verband zit ’m in de temperaturen. Het zou de sector erg goed uitkomen als het de laatste januariweken opnieuw stevig ging vriezen. „Want in ijskoud water is de zaadval optimaal”, zegt kokkelvisser A. Bakker. Er valt nogal wat goed te maken in de branche: bijvoorbeeld het slechte seizoen van 2002.
De Coöperatieve Producentenorganisatie Kokkelvisserij (PO Kokkel) blikte woensdag terug op het voorbije jaar en keek vooruit naar 2003. Het seizoen 2002 valt voor de organisatie zacht gezegd in de categorie ”minder succesvol”. Onafhankelijk PO-voorzitter D. Luteijn drukt het graag wat sterker uit: „We hebben een redelijk hectische periode achter de rug.” De PO Kokkel is de koepel voor de mechanische kokkelvisserij, waarbij alle 37 vergunninghouders zijn aangesloten.
De groei van de kokkels in Waddenzee en Zeeland viel tegen, grote delen van het potentiële vangstgebied waren besmet met het schelpdiertoxine DSP -zodat er niet kon worden gevist- en de sector legde zichzelf -als gevolg van overeenkomsten met bijvoorbeeld natuurbeschermingsorganisaties- de nodige beperkingen op.
Bovendien werd de periode dat er kon worden gevist, ingekort door de verlate start van het seizoen en door het vroege invallen van de vorst. In 2002 werd slechts 1170 ton kokkelvlees opgevist, tegen normaal zo’n 4000 à 5000 ton. In een topjaar kan die hoeveelheid wel oplopen tot 9000 ton, maar dat is uitzonderlijk. Met de normale vangsthoeveelheid kan de sector zich goed op de been houden, maar voor wat betreft 2002 is er sprake van flink interen op de reserves, zegt PO-secretaris J. D. Holstein.
Volgens voorzitter Luteijn kwam het nooit eerder voor dat er in januari nog werd gevist op kokkels. „Meestal zijn we voor sinterklaas klaar.” In 2002 besloot de rechter echter pas op 4 december dat de vissers in de tijdelijk gesloten gebieden aan het werk konden gaan, en direct daarop viel de vorst in, die het vissen tot 20 december verhinderde.
Daarmee zou het visseizoen ten einde zijn, maar de vissers vroegen een verlenging aan tot en met 31 januari 2003. Die werd toegestaan, maar rond de jaarwisseling viel de vorst opnieuw in. „Pas afgelopen maandagavond voeren m’n zoons weer uit”, zegt A. Bakker, visserijcoördinator bij Heiploeg Shellfish in Yerseke en eigenaar van de ”Wieringen 82”. In deze en de volgende weken verwachten de kokkelvissers nog zo veel tonnen boven water te halen dat het seizoen in totaal op zo’n 1500 ton zal uitkomen, eenderde van normaal.
Kokkelvisser Bakker hoopt echter dat minstens de laatste week van januari af zal vallen als vangstmogelijkheid. „Ik hoop verschrikkelijk dat we nog een elfstedentocht krijgen. Want wat we op dit moment aan kokkels vangen is voor een groot deel bevroren, bedorven. We kunnen beter hopen op flinke kou. Bij lage watertemperatuur is de zaadval van de kokkel optimaal. Als er nog een keer steendik ijs komt, houdt dat een belofte in voor de komende jaren. Dan maken we het verlies van 2002 gemakkelijk weer goed.”
Vanaf eind augustus 2002 waren steeds delen van de Waddenzee dicht voor de visserij vanwege de aanwezigheid van algen die DSP veroorzaken. DSP is een van nature voorkomend schelpdiertoxine, waarop het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek (Rivo) voortdurend controleert. Als er te veel van die algen in het water zitten, of als DSP in de schelpdieren wordt aangetroffen, is het tijdelijk einde oefening. Pas eind november waren de algen verdwenen.
Het idee dat onlangs door milieudeskundige Wouter van Dieren werd geopperd -haal het Waddengas voorzichtig naar boven en saneer met de opbrengsten daarvan de hele kokkelsector- kan bij de koepelorganisatie, vanzelfsprekend, op geen enkele bijval rekenen. Luteijn: „De kokkelsector streeft naar continuering van de branche. In de Waddenzee, maar ook in de Ooster- en de Westerschelde. Ons uitgangspunt is duurzame visserij, zonder grote bodembeschadiging en alleen op grote kokkels, zodat foeragerende vogels voldoende voedsel overhouden.”
Ook de algemeen geldende aantijging dat de kokkelvisserij verantwoordelijk is voor veel vogelsterfte door verhongering -onder andere onder de eidereenden en scholeksters in het Waddengebied- werpen Luteijn, Holstein en Bakker ver van zich. Volgens Bakker is het aantal eidereenden in de Waddenzee zelden zo groot geweest als op dit moment. „Als wij nu vanuit Lauwersoog richting oosten varen, ziet het zwart van de eiders.”
Ook de berichten dat de dramatische daling van de aantallen kanoetstrandlopers op het wad te wijten zou zijn aan de kokkelvisserij, deugt niet, zeggen de mannen. Holstein: „Kanoetstrandlopers eten vooral nonnetjes en kokkeltjes van tussen de 5 en 12 millimeter. De visserij gebruikt tijdens het vissen korren en spoelmolens met een spijlbreedte van 15 millimeter. Het voedsel van de kanoetstrandloper wordt dus niet opgevist.”
Stoppen met de Nederlandse kokkelvisserij zou de hele bedrijfsketen -van verwerkende industrie tot de Spaanse horeca, die tapa’s met kokkelvlees serveert- naar de knoppen helpen. Luteijn: „Het Nederlandse aandeel is groot: wij vertegenwoordigen meer dan de helft van de Europese markt op het gebied van kokkelvlees. De sector wil dóór.”
Eind dit jaar komt er een evaluatie van de branche uit. Op basis hiervan moet de Tweede Kamer knopen doorhakken over de toekomst van de kokkelvisserij in Nederland.