Juiste zicht op ambt predikant is zoek
Predikanten moeten de Bijbel en de tijdgeest kunnen doorgronden. Daarvoor is een universitaire opleiding met les in de grondtalen nodig, stellen prof. dr. W. Balke en prof. dr. J. P. Boendermaker in reactie op het besluit van de PKN-synode om hbo-predikanten mogelijk te maken.

Het is steeds weer geprobeerd. Even vaak is het teruggewezen op synodaal niveau – vóór en na de vereniging in 2004. Nu schijnt het dan toch gelukt te zijn; ondanks veel kritiek en met een groot aantal tegenstemmen. Dat het besluit op geen enkele wijze strookt met de kerkorde is kennelijk niet als een probleem ervaren door de voorstemmers. Helaas is het niet iets dat op zichzelf staat. Het is een symptoom van een ernstige verzwakking van het besef waarom het gaat bij het ambt van predikant.Wij kunnen van de Reformatie leren wat het wezen van het ambt is. Het ambt is naar zijn wezen dienst van het Woord van God (ministerium verbi) met daaraan verbonden de bediening (administratio) van de sacramenten. Daarin zijn Luther en Calvijn en alle andere reformatoren volstrekt congeniaal. Hoezeer Calvijn zijn ambtstheologie breder uitbouwt dan Luther en met de pion van de ouderling de paus van Rome schaakmat zet (aldus O. Noordmans), het ambt is: ministerium verbi. Het kent drie spitsen: prediking, catechese en pastoraat.
In tal van brieven al uit het begin van de Reformatie is goed te zien hoe intens en ernstig Luther, Melanchthon en anderen al bezig waren met het hervormen van de theologische studie. Er werd naarstig gezocht naar docenten voor Hebreeuws en Grieks en alle reformatoren –ook later– beschouwden het als hun eerste taak de Schrift uit te leggen en dat te leren aan de aanstaande predikanten. Ook de latere reformatoren zien het niet anders.
Zicht op het ambt
Dr. O. Noordmans heeft er terecht op gewezen dat de ambten niet op elkaar gericht zijn, maar samen op de gemeente gericht zijn. De predikant staat in een collegiale samenwerking met ouderlingen en diakenen, om de gemeente vanuit het Woord pastoraal, apostolair en diaconaal toe te rusten tot dienstbetoon.
Doordat in de kerk het rechte zicht op het ambt zoek is, wordt de dienst van het Woord verambtenaarlijkt en ingepakt in moderne arbeidsverhoudingen. Zo valt het kerkelijk ambt ten prooi aan een proces van vermaatschappelijking en secularisering en komt terecht onder de dictatuur van de organisatiesociologie. Verdere theologiestudie en verdieping is daarbij niet nodig. Alles draait om communicatieve eigenschappen. Wat wordt gecommuniceerd is daarbij van ondergeschikt belang.
Kerkelijk werker
Het is tekenend voor deze vermaatschappelijking van het ambt, dat telkens weer de vraag opkomt naar de plaats van de kerkelijk werker, de assistent-predikant of de hbo-predikant. Het is een eindeloze en heilloze discussie over de zogenoemde ”minor clergy”. Terwijl de theologische universitaire opleiding afglijdt naar een niveau dat grondige talenkennis verdrongen wordt door het aanleren van communicatieve vaardigheden en van management van tal van kerkelijke activiteiten, ontstaat via de hbo-opleidingen de drang en druk om de hbo-afgestudeerden tot het ambt toe te laten.
Het rapport-Veerman is een stuk dat typisch voortkomt uit het managementsdenken; de toelichting van prof. dr. J. Hoek versluiert de werkelijke problemen waarmee de kerk zich opzadelt.
Het is met andere woorden en moderne betiteling dezelfde problematiek waarmee de kerk al vele jaren halfslachtig is omgegaan. Steeds weer werd de deur naar het ambt op een kier geopend, en een aantal niet-theologisch gevormde krachten zonder kennis van de grondtalen tot het ambt toegelaten, waarmee de kerk haar eigen geloofwaardigheid in het vasthouden aan de universitaire opleiding van de predikant heeft ondergraven.
Dat de vereiste academische studie voor het ambt zou voortkomen uit een intellectualisme is een argument dat voortkomt uit onkunde. Zulke gedachten schaden ook het eigen karakter van de taak van de kerkelijk werker en de opleiding daartoe. Deze verwordt dan tot een tweede, kortere weg naar het predikantschap, terwijl daaraan in het huidige geestelijke klimaat nog hogere eisen gesteld worden dan eerder.
Rechte ambtsvervulling
De rechte ambtsvervulling kan alleen maar geschieden vanuit de studeerkamer, vanuit de binnenkamer. Dat geldt niet alleen voor de prediking, maar evenzeer voor de catechese en het pastoraat. Zo is iedere predikant geroepen tot studie en tot Schriftonderzoek. Wie zelf niet in het Woord leeft en zich daarin verdiept, heeft zijn gemeente niets te bieden en onthoudt de hongerige het levende brood en geeft hem clichés ervoor in de plaats.
Tegelijk moet hij een kenner zijn van de eigen tijd en van de structuur van zijn gemeente. Hij moet geschoold zijn om de strijd aan te gaan met de geest van de tijd. Wie de achtergronden van de vloedgolf van het nihilisme dient te onderkennen, waardoor het Westen wordt overspoeld, kan niet volstaan met enige communicatieve vaardigheid en meedoen met de mode. De verkondiging in een wereld in nood vereist een grondige kennis van de achtergronden van de geestelijke nood.
Die peiling kan niet met een praktische hbo-vorming aangeleerd worden. Er moet een heen-en-weergang blijven tussen studie en de opdracht tot de verkondiging in de wereld van vandaag. De predikant moet zijn schapen kennen, en dat betekent verstaan in welke wereld zij leven, op school, in hun arbeidsverhoudingen, in hun amusement, kortom: in de nihilistische en pseudoreligieuze wereld van vandaag. Om die achtergronden te kennen en te doorzien is bezinning nodig en bezinning vraagt ook om distantie.
Er moet dus structureel tijd zijn voor studie, niet alleen om incidenteel de preek voor te bereiden, maar ook om een bepaald studiewerk grondig te bestuderen of een bepaald Bijbelboek in zijn geheel te exegetiseren.
Verkommeren
Wij dienen daartoe met de Reformatie primair vast te houden aan de grondige universitaire training van de predikanten zodat zij in staat zijn om vanuit de kennis van de grondtalen van de Schrift de gemeenten in het Woord te dienen. Wanneer de verkondiging van het Woord van God niet meer het fundament en het centrum is waar het in de kerk om moet gaan, verkommert de gemeente.
Door heel onze kerkelijke bedrijvigheid en de onmatige regelzucht wordt de rechte orde van de kerk vertroebeld. Het Woord van God is van alle tijden en voor alle tijden. Waar dat vanuit de grondtalen verkondigd wordt, mogen wij geloven, vertrouwen en ervaren dat de Heilige Geest ook vandaag Zijn kracht daaraan verbindt.
Prof. dr. W. Balke is emeritus hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit en was destijds lid van de Commissie voor het Theologisch Wetenschappelijk Onderwijs.Prof. dr. J. P. Boendermaker is emeritus hoogleraar van het Evangelisch Luthers Seminarium (UvA) en lid van de Commissie Kerkorde.