„Christen is pas thuis in de hemel”
„Onze doopkaart is belangrijker dan ons paspoort, want onze registratie is in de hemel. We zijn hier aan het wachten, we vertoeven hier in den vreemde, in een vluchtelingenkamp. Maar we verwachten de glorie die ons is toegezegd.”
Prof. dr. A. van de Beek, hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, zocht donderdag naar een antwoord op de vraag waar een christen thuis is. De studieavond was belegd door de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond in samenwerking met het Instituut voor Gemeenteopbouw en Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede. De lezing was de vijfde in een reeks over ”Getuigenissen van de Vroege Kerk”.Sommige christenen verlangen niet naar huis. „Ze leven er vrolijk op los in deze wereld. In het Nieuwe Testament en in de vroege kerk was dat wel anders. De kerntekst voor een christen is Filippenzen 3:20: „Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten.””
Diognetus
Leidraad in de lezing van prof. Van de Beek was een geschrift van kerkvader Diognetus. Hoewel Diognetus niet uitsluitend tot de orthodoxe richting behoort, hebben orthodoxe christenen uit zijn tijd zijn overtuiging zeker onderschreven, aldus de hoogleraar. Diognetus: „Christenen vertonen een opmerkelijke levensstijl. Ze wonen in hun eigen land, maar als vreemdelingen. Ze delen in alles mee als burgers, maar hebben alles te lijden als vreemdelingen. Elk vreemd land is hun vaderland en elk land is hun vreemd. Ze delen hun tafel, maar niet hun bed. Ze leven in het vlees, maar niet naar het vlees. Ze vertoeven op aarde, maar zijn pas thuis in de hemel.” De hoogleraar wijst in dit verband uiterlijke vroomheid van de hand, die zich zowel in een zwart pak als in ijveren voor Amnesty International kan manifesteren. „Christenen hebben een andere roeping in de wereld”, citeert de hoogleraar Origenes, een theoloog uit de derde eeuw.
„Leiderschapkwaliteiten zijn in de kerk hard nodig en niet in de politiek. Christenen deden in bepaalde functies, zoals het leger of waar over leven beslist wordt, nooit mee. Ook niet in een bureaufunctie. Christenen hebben zich te onthouden van alles wat met geweld te maken heeft. Zij hebben een andere roeping, in dienst van de gemeente.”
Prof. Van de Beek ontkent met een beroep op Origines ten stelligste dat alles op z’n beloop gelaten moet worden. Origines: „Christenen zijn grotere weldoeners van het land dan anderen. Ze bidden voor die in hoogheid zijn. Dat zijn geen loze woorden, maar dat uit zich in gedrag.”
Prof. van de Beek: „Christenen hielden zich aan de vastgestelde wetten. Ook wat betreft het houden van slaven. Hun werd verweten kinderoffers te brengen. Maar het tegendeel blijkt juist door het omzien naar de kinderen. Ook als ze gehandicapt zijn. Iets wat in die tijd allerminst gebruikelijk was.”
Deze houding van christenen beheerste hen tot het jaar 300. In de vierde eeuw kwam er een ommekeer, stelt prof. Van de Beek. Christenen werden niet langer verdrukt in het Romeinse Rijk. Toen keizer Constantijn tot bekering kwam, zagen ze dat als een teken van het Koninkrijk van God. „Straks zal heel de wereld Gods Koninkrijk worden.”
Ook Augustinus spreekt over twee rijken, dus ook over het aardse rijk, vervolgt de hoogleraar. „De kerk heeft een thuis in deze wereld gekregen. Als je Augustinus’ geschriften leest, is het of je na 300 in een heel andere wereld komt.”
Over een opmerking over de theologie, die ook een ontwikkeling heeft doorgemaakt, is prof. Van de Beek duidelijk. „Het gaat ten diepste om wat wij in het Lutherlied zingen: ”Geen aardse macht begeren wij.”” Hij meent dat de kerk door compromissen zelf is veranderd en stelde in dit verband kritische vragen bij het synodaal geschrift van de Protestantse Kerk in Nederland uit 2000, ”Jezus Christus, onze Heer en Verlosser”. „De inhoud ervan is in tegenspraak met de belijdenissen van de kerk. We zijn toe aan een nieuwe reformatie: terug naar de bron. Dat zijn de Schrift en de belijdenis van de vroege kerk. De navolging van Christus is niet een beetje nadoen, maar weten dat God ons leven deelt en we daarom ook mogen delen.”