Decors van de eerste of laatste kus
Van Almelo tot Zwolle en van 1853 (Valkenburg) tot 1997 (Amersfoort). ”De collectie” vertelt in vijftig stations het verhaal van de ontwikkeling van Nederlandse stationsgebouwen. Vijftig stuks uit 383 in totaal. Uit clusters van gelijkwaardige stations werd telkens het gaafste exemplaar gekozen. Stuk voor stuk gebouwen die de moeite waard zijn om te behouden, zegt oud-spoorbouwmeester Nathalie de Vries. Dat zal dan ook gebeuren.
Een station: dat is aankomen. Of vertrekken. Afscheid nemen voor even, of voor lang. Of een kwestie van weerzien: na een dag, soms na heel lange tijd. Decor van de eerste kus, of van de laatste. „Stations zijn altijd plaatsen van herinnering”, zei bestuursvoorzitter Bert Klerk van beheerder ProRail onlangs bij de presentatie van het nationale stationserfgoed. Hij deed dat samen met zijn NS-evenknie Bert Meerstadt.„Wij zijn blij met dit boek, het is een prachtig overzicht van de ontwikkeling van de spoorarchitectuur in Nederland. Daaruit hebben we een architectuurhistorische selectie gemaakt: onze ”collectie” die de hoogtepunten van 170 jaar spoorwegen vertegenwoordigt. Wij spannen ons in om zorgvuldig met ons erfgoed om te gaan”, aldus Meerstadt, sinds begin dit jaar de nieuwe topman van de Nederlandse Spoorwegen.
Van Belkum, Van Brederode, tweemaal Cuypers (oom en neef), Douma, Van der Gaast, Gosschalk, Van Heukelom, Kamperdijk, Kilsdonk, Klinkhamer, Kloos, Margadant, Van Ravesteyn, Reijnders, Menalda van Schouwenburg, Schelling, Steenhuis en Van Wadenoyen: het zijn de negentien spoorarchitecten die de 170 jaar spoorweggeschiedenis omspannen. Vijf van hen zijn nog in leven. Liefhebbers veren op: Van Heukelom, tekende hij niet De Inktpot in Utrecht, die fraaie baksteenkolos vlak bij Centraal? Van zijn hand haalden Klimmen Ransdaal, Maastricht en Voerendaal ”De collectie”. Margadant, zijn naam hoort toch bij de (gesloopte) stations van Leiden en Amersfoort? Hij komt voor in het boek met Den Haag HS, Haarlem en Zandvoort aan Zee: bepaald niet de minste.
„Vroeger, als kind”
„Ik hou van stations”, schreef tekstschrijver Alexander Pola eind jaren zeventig. „Hoe groter hoe liever. Hoe drukker hoe liever. De haastende mensen. De wegbrengers. De afhalers. De koffers, de sloffers. De sjouwers en de zeulers. (…) De tevroegkomers en de telaatkomers. De zoekers en de weters. De dagjesmensen en de weekkaarthouders. De globetrotters en de tredmolenlopers. De lucht en de luchtjes. (…) Vroeger, als kind, van Haarlem naar Zandvoort.” Zo bezien is het hardvochtig om kinderen louter per auto te vervoeren: wat moeten ze dan allemaal missen. En wat kost een railrunner nou helemaal…
Veel ging verloren, memoreert de ProRailbaas. Den Haag Staatsspoor bijvoorbeeld, het hoogtepunt uit Klerks Haagse jongenstijd. „Met zijn immense hal en Koninklijke Wachtkamer. Tegen het slopersgeweld van de jaren zestig en zeventig was het helaas niet opgewassen. Soms werden stations ook geslachtofferd vanwege de reizigersgroei. Maar ”De collectie” geeft onze collectieve geschiedenis een gezicht. Het is een oproep tot conserveren en restaureren, maar het is meer dan het inrichten van een soort vitrine. De vijftig gebouwen zijn volop functioneel en doen als het ware een oproep tot fraaie gebiedsontwikkeling, want vaak staan er de nodige karakteristieke gebouwen in de omgeving van een station.”
Dubbelzinnig
De spoorsector is een dubbelzinnige wereld, schrijft Nathalie de Vries in haar voorwoord van ”De collectie”. De Vries was spoorbouwmeester van 2005 tot 2008 en gaf tijdens de presentatie van het kloeke werkstuk het stokje over aan Coen van Velsen. „Een dubbelzinnige wereld, enerzijds gedreven door technische vooruitgang, anderzijds door sentimentele herinneringen aan het glorieuze verleden. Is het mogelijk om beide te combineren, en met behulp van de historie na te denken over vooruitgang?” De Vries maakt deel uit van het Nederlandse architectenbureau MVRDV, dat naam maakte door bijzondere projecten zoals het woonzorgcomplex Oklahoma in Amsterdam-Osdorp, het Nederlandse paviljoen voor de Wereldtentoonstelling in Hannover en diverse gebouwen op het Media Park in Hilversum.
Gestreefd is uit clusters van gelijksoortige stations telkens het gaafste, beste exemplaar –zowel qua interieur als exterieur– toe te voegen. „Tijdens de selectieprocedure is daarom soms ook gewisseld tussen stations. De staat waarin het gebouw verkeerde, de geografische ligging, en het functioneren in de nabije toekomst zijn voorbeelden van aspecten die werden meegewogen. Stations die rijksmonument zijn hebben uiteraard al een beschermde status, maar zijn toch opnieuw gewogen tijdens de selectie”, zegt De Vries.
Parapludak
Het betreft stuk voor stuk gebouwen met unieke, maar ook juist representatieve eigenschappen. „Gebouwen die de moeite waard zijn om te behouden en die architectonisch ook als ‘hardware’ te beschouwen zijn. Dit kan gaan om het prototypische, om een parapludak, om de ligging in de omgeving, om de spoorbouwmeester, maar ook om ruimtelijke kwaliteit van interieur en exterieur. Verbouwen –de ‘software’ veranderen– kan vanaf nu alleen nog maar met behoud van deze karakteristieke eigenschappen”, aldus de oud- spoorbouwmeester.
N.a.v. ”De collectie. Bijzondere stationsgebouwen in Nederland”. Tekst Crimson Architectural Historians, Urban Fabric en Bureau Spoorbouwmeester, fotografie Rob ’t Hart. Uitgave: NAi Uitgevers Rotterdam i.s.m. Bureau Spoorbouwmeester Utrecht. ISBN 978 90 5662 648 8; 176 blz.; € 34,50.
www.naipublishers.nl/architectuur/collectie.