Christen moet durven
Waar blijven de christenen in de strijd tegen het atheïsme? Die vraag stelt de Amerikaanse apologeet D’Souza in zijn nieuwste publicatie die volgende week in het Nederlands verschijnt. Veel aanhangers van het christelijk geloof gooien bij enig verzet het bijltje er al snel bij neer en kruipen snel in een hoekje.
D’Souza legt inderdaad de vinger bij een zere plek. Veel christenen, ook die de gereformeerde belijdenis onderschrijven, ontwijken de confrontatie met andersdenkenden. Het gevolg is dat in het verbale geweld van godloochenaars een orthodox-christelijk geluid niet of nauwelijks wordt gehoord.Voor een deel heeft dat met schuchterheid en onervarenheid te maken. Uitzonderingen daargelaten, zijn orthodoxe christenen vaak niet zo gewend om het debat aan te gaan als seculiere denkers. Het is daarom een goed initiatief van onderwijsinstellingen en jeugdorganisaties om debatcursussen op te zetten waar jongeren vaardigheden kunnen aanleren die in de discussie met andersdenkenden goed bruikbaar zijn.
Evenzo is het positief dat op middelbare scholen lessen apologetiek gegeven worden. Zeker voor jongeren die aan een niet-christelijke hbo-instelling of aan een universiteit gaan studeren is het nuttig argumenten te hebben als zij door hun docenten of mededocenten worden aangesproken op hun levensovertuiging.
Tegelijk is dat het manco van veel apologetische cursussen. Ze zijn vooral bedoeld ter verdediging van het eigen geloof en minder gericht op het aanspreken van de ongelovigen. De Amerikaanse antitheïst Sam Harris schreef enkele maanden geleden: „Als christenen zo’n goed verhaal hebben te vertellen, waarom hoor je ze dan zo weinig?” Dat geeft te denken. Zouden christenen inderdaad te vaak zwijgen, waar ze moeten spreken?
In het debat met godloochenaars is zeker van belang niet alleen de zwakke plekken in hun redenering bloot te leggen, maar vooral hun totale wereldbeeld en denkmethoden te doorgronden. Als een christen in een debat met atheïsten wil slagen, moet hij in staat zijn de dwaasheid van het ongeloof tot op het bot bloot te leggen. Dat vereist studie.
Daarnaast is het van groot belang verstaanbare taal te spreken. Daar schort het bij veel christenen nog wel eens aan. Hun taalveld is –gelukkig– een ander dan het seculiere. Hoeveel uitdrukkingen in christelijke milieus zijn niet ontleend aan de Bijbel en de geloofsleer? Maar in het debat met niet-christenen kan het gebruik daarvan verwarring oproepen.
Ver boven al die methodische kwesties gaat echter de vraag in hoeverre christenen echt iets te zeggen hebben. Is hun geloof werkelijk doorleefd en wordt het innerlijk gedragen of is het een van buiten geleerd lesje? Want dat is tegelijk het gevaar van apologetiek. Gemakkelijk beperkt het zich tot het aandragen van rationele argumenten die goed in het hoofd zijn geprent. De Amerikaanse filosoof en apologeet William Craig wees er enkele weken geleden op dat hij voor hij het debat met een antitheïst aanging eerst worstelde met God. Daar ligt de sleutel tot de overwinning in het debat met ongelovigen. Dan kan durf zelf onverschrokkenheid worden.