„Nederlandse visserij heeft voorsprong”
Minister Verburg van Landbouw meent dat Nederlandse vissers bij de door Brussel beoogde hervorming van het beleid een voorsprong hebben. Een verdere inkrimping van de vloot acht zij daarom hier waarschijnlijk niet nodig.
„Bij ons is de afgelopen jaren al 30 procent gesaneerd. Minder schepen mogen dezelfde hoeveelheid vangen. Dat is elders nog niet zo”, zegt zij. De bewindsvrouw vindt wel dat er goed gekeken dient te worden naar aanpassing van het quotasysteem, waarbij de EU-lidstaten de visrechten elk jaar onderling verdelen.Europees commissaris Borg presenteerde gisteren een groenboek op basis waarvan hij de komende maanden met alle belanghebbenden gaat praten over een „radicale” herziening van de gemeenschappelijke politiek. De discussie moet leiden tot concrete veranderingen in 2012.
Volgens Borg is 88 procent van de wateren in de Unie overbevist, veelal als gevolg van de structurele overcapaciteit van de vloot. Daardoor dreigt uitputting van de bestanden. Tevens staan de winsten van de bedrijfstak zwaar onder druk.
Overheden blijken echter te weinig bereid vangstbeperkingen af te dwingen en zijn te veel gericht op het beschermen van de nationale belangen. Tegen deze achtergrond kondigt Borg aan: „Bij de doorlichting van de grondslagen van het bestaande beleid mag geen enkele steen onomgekeerd blijven.”
Verburg noemt het in haar reactie goed dat de Eurocommissaris de problemen benoemt. Zij merkt op: „We willen toe naar een eenvoudiger en effectiever stelsel. Er is nu veel aandacht voor controle en handhaving, maar de verantwoordelijkheid kan meer bij de sector en de hele keten worden gelegd. Vissen moet samengaan met een zorgvuldig bestandsbeheer.”
Het Productschap Vis laat weten zich niet te herkennen in de door Brussel geschetste problematiek. „De bestanden van de voor Nederlandse vissers belangrijke soorten, zoals schol, tong, makreel, haring en horsmakreel, worden allemaal al beheerd door meerjarenplannen. De quota worden al in lijn met de adviezen van de biologen vastgesteld. Ook de controle functioneert naar behoren.” Niettemin is genoemde organisatie bereid mee te denken over een koerswending. Zij wijst erop dat in Nederland gezamenlijk bestandsbeheer van overheid en sector in de achterliggende tijd succesvol is gebleken.