Donner versoepelt Wajong–plannen
Minister Donner (Sociale Zaken) wil jonggehandicapten eerder de kans geven om hun Wajong–uitkering met werk aan te vullen tot tenminste het minimumloon. Dat heeft de minister dinsdag in de Tweede Kamer toegezegd na kritiek op zijn plannen om de regels voor de Wajong vanaf 2010 aan te scherpen.
Zowel regeringspartijen CDA, PvdA en ChristenUnie als SP, PVV en GroenLinks vrezen dat jongeren met een lichamelijke en/of geestelijke beperking tot wel negen jaar lang moeten werken voor minder dan het minimumloon. Donner wil de Wajong–uitkering minder lucratief maken voor jonggehandicapten van 18 tot 27 jaar in de hoop ze te prikkelen zoveel mogelijk zelfstandig hun geld te verdienen.Op dit moment worden volgens Donner nog veel mensen op hun 18e ten onrechte volledig afgekeurd voor de arbeidsmarkt en tot 65 jaar afhankelijk gemaakt van een uitkering. Hij wil ze pas op hun 27e een definitieve Wajong–uitkering toekennen omdat volgens hem de prikkel om meer te werken wegvalt als ze direct het minimumloon krijgen.
Een Kamermeerderheid steunt zijn voornemen om meer jonggehandicapten aan werk te helpen. Van links tot rechts werd benadrukt dat het alleen maar moeilijker wordt voor de jongeren om een baan te vinden zodra ze „het Wajong–stempel" hebben dat werkgevers zou afschrikken.
CDA, PvdA en ChristenUnie stelden wel voor om jonggehandicapten die al vijf jaar een stabiele baan hebben en waarvan uitkeringsinstituut UWV heeft vast gesteld dat ze niet meer kunnen verdienen, eerder duidelijkheid te geven. Donner zei de definitieve Wajong–uitkering echter niet eerder te willen vaststellen dan op 25 jaar om de ontwikkeling in het werk niet te vroeg te stuiten.
Net als bij de nieuwe WAO, de WIA, wil Donner minder kijken naar de beperkingen die mensen van jongs af aan hebben en meer uitgaan van wat mensen nog wel kunnen. Hun inkomen wordt zo nodig aangevuld tot 75 procent van het minimumloon met een Wajong–uitkering.
Maar als de definitieve uitkering is vastgesteld op basis van hun verdiencapaciteiten, mag dat worden aangevuld tot 100 procent van het minimumloon met inkomsten uit werk en in sommige gevallen tot 120 procent. Daarbij geldt dat de Wajongers van elke euro die ze verdienen de helft mogen houden.