„Jodenhaat en antizionisme niet te scheiden”
Kolonialisme, racisme, expansionisme; het is een greep uit de vele, door Arabische staten gevoede beschuldigingen die de staat Israël zich moeten laten welgevallen. Een herleving van het eeuwenoude antisemitisme, aldus prof. dr. H. M. van Praag maandag.
„Ook al zou het de zaak zelf niet helpen, het helpt mij”, zei Van Praag, emeritus hoogleraar psychiatrie met het oog op zijn nieuwe boek ”Jodenhaat en Zion’s haat. Een drama in vijf bedrijven” dat hij maandag in de bibliotheek in Amstelveen presenteerde. Het boek gaat over de diverse verschijningsvormen van antisemitisme door de eeuwen heen.Valt er over antisemitisme nog iets nieuws te schrijven? was een vraag die de auteur zelf opwierp. Om vervolgens ook het antwoord te geven: ja en nee.
Antisemitisme, betoogde hij, komt in de kern steeds neer op „een destructieve haat tegen het Jodendom, zonder rationeel motief.” In de woorden van Van Praag: „Het is van alle tijden dat de Jood wordt gezien als iemand die hoe dan ook onheil, ziekte, verderf en economische en politieke rampspoed brengt.”
Vanaf de klassieke oudheid tot de verlichting zijn de Joden verguisd om hun geloof, hun leefwijze en hun maatschappelijk bezig zijn in de geldhandel. Graaiers en parasieten, schetste Van Praag.
Sinds de verlichting heetten hun veronderstelde negatieve karaktereigenschappen erfelijk bepaald te zijn en rees het beeld van het Jodendom als het inferieure ras, de geboren boosdoener. Een vorm van antisemitisme die, aldus Van Praag, uitliep op de Holocaust.
De oprichting van de staat Israël in 1948 leek in de beeldvorming te zorgen voor een trendbreuk. „In plaats van een meelijwekkend figuur met zwarte jas en lange lokken zag de wereld een zelfbewuste krijger, het geweer over de schouder en de schop in de hand.”
Maar, zo schetste Van Praag, al snel herhaalde de geschiedenis zich, met als verschil dat nu niet de Joodse cultuur, of het Joodse ras, maar uitgerekend diezelfde Joodse staat het moest ontgelden en het mikpunt werd van laster en mythevorming: het antisemitisme dat na 1948 de kop opstak richtte zich vooral tegen het politiek-bestuurlijk optreden van Israël.
Van Praag: „Israël, zo heet het, is een bezetter, onderdrukt Palestijnse minderheden en weigert mee te werken aan een oplossing. Maar Israël is noch racistisch, noch terroristisch. Het gedraagt zich met een bewonderenswaardige zelfbeheersing voor een land dat al sinds z’n oprichting met vernietiging wordt bedreigd.”
Deze haat tegen Zion, het beloofde land, wordt gevoed vanuit de Arabische wereld en is een dekmantel voor de eeuwenoude Jodenhaat, aldus Van Praag. „Jodenhaat en Zionshaat zijn niet van elkaar te scheiden. De haat jegens Israël is de stroom, de haat jegens Zion de bron. Israël is het mikpunt van infame aantijgingen en waar de Verenigde Naties, de EU, het Vaticaan en de Wereldraad van Kerken het gevaar ervan zouden moeten onderkennen, doen ze er het zwijgen toe en kijken ze toe.”
Van Praag zei verontrust te zijn over de gretigheid waarmee het Westen de anti-Israëlpropaganda soms absorbeert en kreeg daarin bijval van CIDI-directeur Naftaniel. „Het blijkt dat oprechte verontrusting over het Israëlisch optreden tegen Hamas ook in Nederland soms overgaat in uitingen van dieperliggende gevoelens van antisemitisme”, aldus Van Praag. „De ratten kwamen uit hun holen”, zei Naftaniel met verwijzing naar diverse anti-Joodse betogingen, begin januari, in Nederland.
Emeritus hoogleraar geschiedenis dr. M. Brands uitte zijn zorg over de eenzijdige beeldvorming jegens Israël onder Marokkaanse jongeren. Van Praags analyse van het antisemitisme noemde hij „leerzaam”; wel pleitte hij voor een eerlijke benadering van onder meer het Israëlische bombardement op Beiroet in 2006 en de nederzettingenpolitiek. „Elke staat maakt grote fouten, zeker in zestig jaar tijd”, aldus Brands.