„U vertrouw ik, maar die andere moslims niet…”
AMERSFOORT - Fatima Elatik, moslima en PvdA-wethouder in Amsterdam, doet haar best zo dicht mogelijk bij de ChristenUnie te komen. „André Rouvoet komt op mij zeer betrouwbaar over.” „Op de EO-jongerendag vond ik het prachtig.” „Ik wil geen islamitisch stadsdeel.” Maar haar toehoorders op het CU-congres over de islam blijven sceptisch. „U vertrouw ik wel, maar veel andere moslims hebben een dubbele agenda. Kijk naar wat er gebeurt in het Midden-Oosten.”
Bang voor tegenstellingen is de ChristenUnie niet. Op een congres in Amersfoort over de islam in Nederland, mogen behalve James Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, ook Fatima Elatik en Bart Jan Spruyt, conservatief denker en columnist van Elsevier, het woord voeren.Elatik („Ik was de eerste wethouder in Nederland met een hoofddoekje”), neemt de harten van de aanwezigen in met een persoonlijk getint, irenisch betoog. „Ik herken mij niet in het beeld van de islam, dat de laatste jaren in Nederland, mede door het harde publieke debat, is ontstaan. Ik wil helemaal geen sharia, en mijn ouders, de eerste generatie Marokkaanse gastarbeiders, ook niet. Velen van deze generatie zijn blij dat ze niet meer in een islamitische staat wonen.”
Elatik ziet niets in een islamitische politiek partij, ook niet als die honderd procent democatisch zou zijn. „Ik wil mijn godsdienst niet vertalen in een politiek program. Zou amper weten hoe dat moet.” Ze was twee jaar geleden op de EO-jongerendag. „Ik stond daar mee te zingen en het voelde alsof mijn hart werd opgetild. We deelden het gebed tot die ene Schepper.” En André Rouvoet vindt zij een bijzonder betrouwbaar politicus. „En dat zeg ik niet van veel politici.”
Wie zou op zo’n moslima iets tegen hebben? Niemand, ook niet op de debatbijeenkomst van de CU. Maar…
„Ik wou dat alle moslims zo waren als u”, verwoordt een van de aanwezigen haar scepsis. Zij gelooft dat de islam een groot gevaar is en in de Bijbel, te weten het boek Daniël, wordt aangeduid als „de kleine hoorn”, de geestelijke macht die alsmaar sterker wordt.
Diezelfde scepsis heeft Spruyt. Bij steeds grotere delen van het Nederlandse volk, ook bij het weldenkend deel, treft hij zorg en wantrouwen aan. „Wat gaat er met onze vrijheid gebeuren?” Wilders en zijn PVV worden steeds meer salonfähig, steeds meer een echt politiek alternatief, stelt Spruyt vast. En ook hijzelf kan de gedachte dat er bij een deel van de moslims sprake is van een „dubbele agenda” niet van zich afzetten.
Het minste wat er daarom moet gebeuren, vindt de conservatieve denker, is dat in het debat over en met de islam de kaarten open op tafel worden gelegd. En dat gesproken wordt over een minimumpakket aan kernwaarden, waarover we het in Nederland met elkaar eens moeten worden.
Dat het debat over de islam na een opleving in 2001 (aanslag op Twintowers) en in 2004 (moord op Theo van Gogh) in een impasse is terechtgekomen; daarover zijn de drie sprekers het met elkaar eens. Alsook over de stelling dat die impasse doorbroken moet en kan worden. Kennedy: „Amerikaanse moslims zijn verder dan die in Nederland. Daar wordt heel hard nagedacht over de vraag: hoe passen wij in de westerse samenleving? Wat kan onze bijdrage zijn? Hoe verhouden wij ons tot de constitutie?”
Kortom, volgens de Amsterdamse hoogleraar is er „geen voorgeprogrammeerde islam die overal en altijd hetzelfde wil.” „Er is een open toekomst. Het kan nog meerdere kanten op. Ook de goede.”