EU breidt antidiscriminatiewetgeving uit
Het Europees Parlement stemt donderdag in Brussel over een voorstel voor aanvullende wetgeving op het gebied van antidiscriminatie. Na stevige onderhandelingen tussen de diverse fracties lijkt een ruime meerderheid binnen handbereik.
In 1997 maakten de regeringsleiders op de top van Amsterdam al afspraken over het desbetreffende onderwerp. Die zijn opgenomen in het EU-verdrag en houden in dat de ministers van de lidstaten gezamenlijk maatregelen kunnen treffen om achterstelling van mensen die voortvloeit uit –er worden zes categorieën gehanteerd– geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid te bestrijden.Dit resulteerde in 2000 in de totstandkoming van twee richtlijnen. Die bevatten gedetailleerde voorschriften die de afzonderlijke landen dienen om te zetten in nationale bepalingen. Nederland deed dat in de Algemene wet gelijke behandeling.
De werkingssfeer van het ene destijds uitgevaardigde pakket is beperkt tot slechts een van de vastgelegde gronden: ras of etnische afstamming. Het verschaft een minimumkader om in alle maatschappelijke omstandigheden, zowel op als buiten de arbeidsmarkt, discriminatie in genoemde zin uit te sluiten. Voor degenen die slachtoffer menen te zijn van een ongeoorloofde bejegening biedt het de mogelijkheid een beroep te doen op de rechter.
De andere richtlijn heeft betrekking op enkel arbeid: op de toegang tot een beroep, de benoeming in een functie, promotie, beloning en dergelijke. Wel strekt de reikwijdte ervan zich uit tot meer van de opgesomde zes elementen. Alleen geslacht blijft buiten beschouwing, omdat daarvoor al sinds de jaren zeventig een gemeenschappelijke benadering geldt.
Vorig jaar juli presenteerde de Europese Commissie een ontwerp om de regelgeving verder, in de geest van het verdrag, te completeren. Voorzitter Barroso loste daarmee een belofte in die hij reeds had gedaan bij zijn aantreden in 2004. Het betreft een breed verbod op discriminatie op basis van religie, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid en dat in situaties buiten de arbeidsmarkt.
Dan praten we vooral over transacties met goederen en diensten, over onder andere het huren van een woning en het afsluiten van een hypotheek. Twee mannen moeten een hotelkamer kunnen krijgen, gehandicapten moeten boodschappen kunnen doen, ouderen moeten zich kunnen verzekeren.
Aan het huwelijksrecht wordt niet gemorreld. De EU heeft niet de bevoegdheid invoering van het homohuwelijk op te leggen. Ook de vraag of een school een homoseksuele leerkacht mag weigeren, valt niet onder het ontwerp. Dat punt is geregeld in een van de richtlijnen uit 2000.
Veel christendemocraten willen niettemin het nu geopperde beleid afzwakken; socialisten, liberalen en groenen bepleiten juist het tegendeel. Afgevaardigde Buitenweg van GroenLinks fungeert in het EP bij dit dossier als rapporteur. „Er zit veel pijn aan beide kanten”, zegt zij. Ze heeft in haar rol geijverd voor het bereiken van compromissen. „Ik probeer een breed draagvlak te creëren. Dat is belangrijk richting de raad van ministers”, licht zij toe.
De besluitvorming binnen dat orgaan vereist unanimiteit. Bij een aantal landen leven bedenkingen. Zo vindt Duitsland dat de EU zich eigenlijk helemaal niet met deze zaken moet bemoeien. Merkel heeft zich volop ingespannen om de Commissie ertoe te bewegen het voorstel niet in te dienen, vertelt Buitenweg. De verkiezingen voor het EP en voor de Bondsdag die eraan komen, maken het voor onze oosterburen vanuit electoraal oogpunt allemaal nog lastiger. Uiteindelijke aanvaarding is dan ook niet zeker.
Het EP vervult slechts een adviserende rol bij dit plan. Buitenweg: „Maar we hebben ons wel ontwikkeld tot de morele autoriteit in dit verband. Ik hoop dat de lidstaten het niet beschouwen als een ideologische kwestie, maar als een zaak van beschaving. Verwerping door de Raad zou heftig zijn.”
Een heikel punt is het onderwijs. De Lange (CDA): „Wij willen garantie voor de vrijheid van onderwijs. Aan nationale bevoegdheden op dat terrein mag niet worden getornd.”
Onder de beoogde wetgeving krijgt een christelijke school in ieder geval de ruimte om een aanvraag tot toelating van een leerling op grond van godsdienst of overtuiging af te wijzen, om bijvoorbeeld een kind uit een moslimgezin niet te accepteren. De Lange: „Er wordt rekening gehouden met het karakter van de school, met het beleid dat bestuur en overige betrokkenen uitzetten.”