Boekestijntje
Op het Binnenhof is sinds vorig jaar een nieuw woord in zwang: het ”Boekestijntje”. De term staat voor een ondoordachte uitspraak, gevolgd door excuses. Ontleend aan VVD-Kamerlid Boekestijn, die er een gewoonte van heeft gemaakt boude uitspraken te doen die hij dan later weer moet intrekken.
Hij begon die gewoonte vorig jaar, toen hij na een tv-uitzending voor een nog draaiende camera openhartige uitlatingen deed. Hij hekelde het leiderschap van Rutte („Hij heeft geen ideeën. Dat is schokkend hoor”) en roemde het optreden van D66-leider Pechtold („fantastisch”).Boekestijn bood snel zijn excuses aan toen de uitspraken in de openbaarheid kwamen. Maar naar het prestigieuze woordvoerderschap buitenlandse zaken kon hij voortaan fluiten.
De VVD’er ging vorige week weer in de fout. Op zijn Twitterpagina op internet discussieerde hij over de vraag welke dictator erger was: Hitler, Stalin of Mao. Boekestijn antwoordde: Stalin 30 miljoen doden, Mao 40 miljoen, Hitler 42 miljoen.
Een andere twitteraar merkte op dat schattingen van het dodenaantal van Mao oplopen tot 73 miljoen mensen. „Ja ik zie wel eens een spleetoog over het hoofd, het zijn er zoveel!”, twitterde Boekestijn daarop.
Even later verwijderde hij de uitspraak, maar anderen hadden hem al gekopieerd. „Ik had niet de bedoeling om iemand te kwetsen”, excuseerde Boeke-stijn zich daarna.
„Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden”, schreef Salomo in zijn Spreuken. Dat de areligieuze Boekestijn die woorden niet kent, is begrijpelijk. Toch zou hij beter moeten weten. Immers, zo luidt een ook hem bekend spreekwoord: Spreken is zilver, zwijgen goud.
Kip, ei en kemphaan
Soms heb je dat, van die Kamerdebatten waar de beeldspraak zo oeverloos wordt herhaald dat je er flauw van wordt. Vorige week dinsdag, tijdens het wekelijkse vragenuurtje, was het een kip-eidiscussie. GroenLinksleider Halsema wilde van premier Balkenende weten hoe lang de coalitiepartners nog zouden ruziën over het pakket crisismaatregelen.
Balkenende, die het coalitieoverleg in het Torentje had moeten onderbreken voor de vraag van Halsema, reageerde licht geïrriteerd: „Wij waren aan het broeden, en wij werden daarin gestoord door mevrouw Halsema. Ik kan het niet mooier maken.” Halsema, gepikeerd: „Een echte kip zou allang een ei hebben gelegd, ondertussen al wel een hele doos met eieren.” Balkenende weer: „Wij doen uiteraard ons best om voor Pasen ons ei gelegd te hebben.”
Even later ging VVD-Kamerlid Weekers er nog eens overheen: „Het kabinet is na lang soebatten nog niet toegekomen aan het leggen van een ei, laat staan aan uitbroeden. Dit bewijst maar weer eens dat je het niet aan kemphanen moet overlaten om eieren uit te broeden.”
Niet iedereen was gecharmeerd van deze kemphanendiscussie. De nestors van het parlement, SGP’er Van der Vlies en CDA’er Van de Camp, vonden het gekakel maar gênant.
„Van der Vlies en ik zijn beiden agrarisch onderlegd”, verklaarde Van de Camp na afloop. „Ik wil de andere collega’s erop wijzen dat broeden iets anders is dan eieren leggen. Ze halen productie en nazorg door elkaar. Bas en ik waren daardoor flink van de l… uh, ontregeld.”
PJD
Nieuwe trend
In de Tweede Kamer is een opvallende trend waarneembaar: een sterke groei van het aantal interpellaties. Vonden er in 2008 slechts acht interpellaties plaats, in de eerste drie maanden van dit jaar staat de teller al op zeven. Het is met name de SP die dit parlementaire instrument herontdekt heeft. Vijf van de zeven interpellaties die dit jaar gehouden zijn, staan op naam van een SP-Kamerlid.
Reden om eens informatie in te winnen bij fractievoorzitter Kant. Die heeft de vraag wat er achter de opmerkelijke populariteit van de interpellatie zit, al verwacht. „Ha, ha. Dat is heel simpel. Het is gewoon een bijzonder effectief instrument dat in de Kamer lange tijd miskend is geweest.” Kant erkent dat het geen toeval is dat SP’ers er momenteel zo vaak gebruik van maken. „Wij hebben elkaar erop geattendeerd.”
Oppervlakkig bezien lijkt een interpellatie veel op een spoeddebat. In beide gevallen roept de Kamer een minister op het matje om zich te verantwoorden over een actuele kwestie. In beide gevallen zijn er dertig Kamerleden nodig die het verzoek om debat steunen.
Maar er zijn tevens relevante verschillen, legt Kant uit. „Bij een interpellatie dien je van tevoren schriftelijk je vragen in. Dat scheelt in het debat tijd, omdat de minister sneller ter zake kan komen. In een spoeddebat komen in het begin meteen alle deelnemende fracties aan het woord. Bij een interpellatie spreekt aanvankelijk alleen de interpellant –die dan niet geïnterrumpeerd mag worden–, antwoordt vervolgens de minister, waarna ten slotte pas andere fracties aan het woord kunnen komen. Dat is heel effectief.”
Speelt misschien, misschien ook mee dat met interpellaties een individueel Kamerlid beter naam kan maken en dat zo’n interpellatie altijd de boeken ingaat als, bijvoorbeeld, ”de interpellatie-Ulenbelt”? Kant geeft geen krimp. „Nee, nee. Het is gewoon heel effectief.”
Agenda
De Tweede Kamer heeft vooralsnog op woensdag geen vergadering gepland. Dat houdt verband met het symposium parlementaire zelfreflectie dat die dag gehouden wordt. Voor morgen staat onder meer een debat over de EU-top van eind vorige week gepland en voor donderdag een vervolgdebat over een rookvrije horeca.
Uitspraak van de week
„Het is ernstig gesteld met de postmarkt, als postbodes door het versturen van e-mails protesteren bij de Eerste Kamer.”