Oprecht
„De hemel is Mij een troon, en de aarde een voetbank Mijner voeten…” Handelingen 7:49
We moeten ons altijd gedragen als in Gods tegenwoordigheid. Hier geldt dan het gebod: „Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht!” Indien wij Gods tegenwoordigheid altijd terdege voor ogen hadden en bedachten, hoe heilig en rechtvaardig zouden wij in al onze handel en wandel voor God en de mensen bevonden worden. Wij zijn niet zo heilig en rechtvaardig voor God als het Gods kinderen betaamt. Dat komt doordat wij Gods tegenwoordigheid niet terdege bedenken, dat Hij al ons bedrijf hoort en ziet.Wij moeten ons hier veel voor God verootmoedigen over onze zonden. Zelfs de allerheiligste mensen hier op aarde moeten immers nog altijd zeggen: „Och, wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed” (Jesaja 64:6).
Om onbevreesd te zijn wanneer wij in gevaarlijke plaatsen gaan zonder gezelschap van anderen, moeten wij altijd denken dat God bij ons is en dat zonder Zijn wil ons geen kwaad treffen kan. Dan moeten we met David in Psalm 23 zeggen: „Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen…”
Franciscus de Wael, predikant te Den Bosch
(”Waerheyts Triumphe”, 1657)