Tussen tragedie en toekomst
De Afghaanse tragedie zet zich voort. Het terreurnetwerk van de extremist Osama bin Laden, al -Qaida, richt volgens een recent rapport van een VN-commissie aan de oostgrens met Pakistan nieuwe trainingskampen in. Maar tegelijkertijd zegt een internationale donorconferentie in Oslo president Karzai 1,7 miljard dollar toe. Als hulp voor 2003. Blijft Afghanistan een treurspel? Is de donatie dwaasheid? Of is er hoop voor de toekomst?
Wat de een ziet als tragiek, geldt voor de ander als uitkomst. Het Westen ervoer de aanslag op het World Trade Center terecht als een drama. Afghanen bleken echter blij dat de door terrorisme geteisterde wereld na 11 september 2001 aandacht toonde voor het treurige leven in het land van de Taliban.
Gulbuddin uit Kabul -de naam is niet echt, om veiligheidsredenen- begrijpt dat het voor een Nederlander moeilijk is iets positiefs te zien in de wandaad in New York. „Wij schaamden ons. En toch waren wij er gelukkig mee dat sommigen zich daarna onze problemen begonnen aan te trekken. Westerse landen raakten in ons geïnteresseerd. Wij zijn nu hoopvol.”
Verandering
Is er verwachting voor Afghanistan? Het straatbeeld in Kabul veranderde. In de tweede helft van de jaren ’90 droegen alle mannen een baard en tulband. Soms klonk de vraag, uit godsdienstig oogpunt: Is jouw baard wel lang genoeg? Vrouwen moesten onder de Taliban allen een burka dragen. Dat is een het hele lichaam bedekkend en verbergend gewaad. Zelfs het voorhoofd en de ogen. Daar is de stof dun en derhalve doorzichtig. Zo ongeveer als zeer fijn gaas voor een kippenhok. Dat allerstrengste regiem is sedert begin 2002 voorbij. Mensen durven weer publiek te lachen.
Toch geeft Gulbuddin toe dat nog altijd in elk huis minstens één schietwapen aanwezig is. „Maar”, houdt hij vol, „tot voor kort verkocht menigeen -vooral intellectuelen- zijn bezit. Met de opzet om te vertrekken. Dat is voorbij.” Natuurlijk is het positief voor de opbouw van het land als mensen met kennis niet vertrekken maar bereid zijn hun land te dienen. Daarmee is echter de samenleving niet direct gered.
De mededeelzame Afghaan blijkt ten aanzien van de toekomst overigens meer te verwachten van Europeanen dan van Amerikanen. Die laatste categorie vertrouwt hij niet erg. Wegens de rare rol die de VS speelden ten aanzien van de moedjahedien, de verzetsstrijders uit wie het vorig bewind voortkwam. „Eerst steunden de Verenigde Staten de Taliban in wording en later gingen ze ertegen vechten.”
Nieuwe kampen
De nieuwe kampen van al-Qaida zouden liggen in de buurt van de Afghaanse stad Asalabad. Dat spoort met informatie die ik eind november opdeed in het gebied Khake Jabar. Mensen vertelden dat „commanders” zich weer bezighielden met het aanwerven van manschappen. Of daarbij vrije vechtersbazen van lokaal, regionaal of nationaal belang zijn betrokken, of dat het om al-Qaida gaat, werd niet direct duidelijk. Verontrustend is zulk geronsel in elk geval. Voor jonge mannen verleidelijk. Een bekende Nederlandse avondkrant typeerde hen als ”ontgoochelden”. Niet ideologie, maar armoede en honger drijven hen in bittere noodzaak in de armen van de krijgsheren. Eten en kleding vormen nu eenmaal de eerste levensbehoeften.
De bende van de Saudische extremist Osama bin Laden grijpt de kans om zich binnen Afghanistan te herorganiseren. Kennelijk bestaat daar een voedingsbodem voor. Dat klopt met wat Zahir -opnieuw een pseudoniem- vertelt. Z’n vader kwam om door geweld. „Maar de Taliban zijn niet dood. Dit fundamentalisme, dit extremisme, bestaat nog steeds. De Taliban verloren hun gezicht, maar de visie is springlevend.” Zahir zei half november tegen mij dat er in de oostelijke en westelijke provincies van Afghanistan wel degelijk sprake is van nieuwe activiteiten van al-Qaida. En dat komt aardig overeen met de gegevens uit het zojuist verschenen rapport van de VN-onderzoekscommissie.
Kruitvat
De tragedie zet zich voort. Al-Qaida is volgens het VN-rapport bezig contact te leggen met nationale en regionale extremistische groepen. Die zijn er genoeg. Het verhaal ging, een maand geleden, dat generaal Abdul Rashid Dostum -hij houdt paleis in het noordelijke Sibirgan- overwoog om generaal Atta Mohammed aan te vallen, die de stad Mazari Sarif beheerst. Kort daarop bereikte het nieuws de westerse persbureaus dat de beide officieren en nog twee milities overwogen hun wapens neer te leggen. Wat is waarheid? In oktober liepen vergelijkbare ideeën bijkans op niets uit. Het is bijna lachwekkend dat dezelfde Dostum deel uitmaakt van de regering van president Karzai. Terwijl hij z’n eigen persoonlijk leger en persoonlijke ambities heeft.
Wanneer valt iemand in militair opzicht trouwens te betitelen als extremist in dit land, dat niet slechts figuurlijk maar ook letterlijk druipt van het bloed? Afghanistan kent al eeuwenlang allerlei spanningen. De geschiedenis kenmerkt zich door strijd. Als een voornaam persoon zich in zijn eer voelt aangetast door een ander, is de lont zo in het kruitvat gestoken. Constant dient de regering -of wat zich als zodanig op dat moment in de regio of breder manifesteert- het land in balans te houden en brandjes te blussen.
Tekenend
Tekenend voor tolerantie ten opzichte van geweld is wat ik meemaakte in een complex dat eruitziet als kasteel dicht bij Mazari Sarif. Het bleek bij uitzondering mogelijk daarin door te dringen. Op deze plek vocht de moslim geworden Amerikaan John Walker in de gelederen van de Taliban. Na de val van Kunduz werd Johnny opgesloten in een gevangenis in het genoemde gebouw. Er brak echter opstand uit. Het oproer werd bloedig neergeslagen. Een laatste groep van tachtig gevangenen verschanste zich in een kelder. Daaruit werden zij verdreven toen militairen van de Noordelijke Alliantie dat gewelf onder water zetten. Toen ik erin afdaalde lagen er nog resten van kleding en patroonhulzen.
Op enkele tientallen meters afstand van de kelder staat een gloednieuw gedenkteken voor Mike Spann. Hij kwam om bij de zojuist genoemde gevangenenopstand. Spann maakte deel uit van een speciale eenheid van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA die in Afghanistan operaties uitvoerde in samenwerking met het leger. Zijn taak was onder andere in het kasteel gevangen Taliban-strijders te ondervragen.
Honderden gevangenen en tientallen militairen kwamen om bij het onderdrukken van de opstand. Overal in het rond ligt puin. Maar de persoonlijke adjudant van Dostum leek van al deze ellende in het geheel niet te gruwen. Met een brede glimlach op z’n gezicht -alsof het iets was om trots op te zijn- vertelde hij op deze plek te hebben meegevochten. Dat is, dunkt mij, tekenend voor een bepaalde mentaliteit. Niet alle Afghanen zitten op die lijn. Toch is deze wijze van denken ook anderen niet vreemd.
Veel Europeanen herinneren zich wellicht nauwelijks meer dat een nepfotograaf één dag voor de adembenemende affaire in New York, op 10 september 2001, de nu door menigeen bijkans als heilige vereerde belangrijke Tadzjiekse aanvoerder Massud vermoordde. Via een camera met een soort ingebouwde mitrailleur. Die boosaardige moord was geen enkel incident.
Niet moeilijk
Contacten leggen met extremistische groepen is dan ook niet moeilijk. De geschiedenis heeft mensen als het ware in die richting gevormd. Op 27 december 1979 viel de Sovjet-Unie het land binnen. De Russische laars was te zwaar voor de Afghaanse -lees liever: islamitische- bevolking. En vooral voor de conservatieve etnische en islamitische leiders. Er ontstond opstand en revolutie. Een burgeroorlog. Is dat extremisme? Neen, waar het ging om verzet tegen het Kremlin. Ja, omdat de plattelandsjongens wegens de traditionele etnische verdeeldheid toch al in staat waren om als guerrilla’s te opereren. In elk geval is duidelijk dat het Osama bin Laden en zijn aanhang niet moeilijk kan vallen mensen te rekruteren voor al-Qaida.
Al-Qaida of niet: er is sowieso sprake van voortgaand geweld. Het eerste bericht dat ik half november vlak na aankomst op het vliegveld van de hoofdstad vernam, was dat er diezelfde dag op de universiteit -dus betrekkelijk vlakbij- hevig was geschoten en gevochten. Later heette de oorzaak dat er geen elektriciteit en water beschikbaar werd gesteld voor het onderwijsinstituut. En nog later verklaarden mensen de reden daarvan: sommige studenten zouden alsnog heulen met de Taliban. Het trieste resultaat: enkele doden. Twee weken geleden trouwens nog zagen twee Amerikaanse militairen en een tolk zich in Kabul aangevallen.
Kabul heet veilig voor een buitenlander als hij zich aan de regels houdt. Dus niet op straat lopen. Elke afstand afleggen met de auto. En als dat mogelijk is voortdurend contact houden met de ’achterban’ over vertrek, aankomst en gepasseerde herkenbare plaatsen via de radio. Maar ondertussen heeft de hoofdstad op z’n minst last van geweld. Een week of zes geleden gebruikten de ’liefhebbers’ twaalf bommen in veertien dagen. Bij het opmaken van de balans bleek er een saldo van 21 doden. Dat wordt goeddeels aan fundamentalisten toegeschreven. Wie dat veilig durf noemen, moet zijn maatlat laten nakijken.
Leger
Karzai zegt ondertussen in Oslo dat zijn regering de opdracht heeft het land binnen een halfjaar te ontwapenen en zo de invloed van de regionale antiregeringsgezinde krijgsheren te verminderen. Omdat die met hun strijd tegen medestanders van de president de stabiliteit van Afghanistan ondermijnen. Elke stellige bewering hieromtrent is echter nonsens. Want de president staat praktisch machteloos.
Karzai beschikt niet over eigen troepen of over een nationaal leger. Als van dat laatste al sprake is, dan wordt het gecommandeerd door een van de voormalige leiders van de Noordelijke Alliantie die bekend staat om z’n opportunistische wreedheid. Een man die bovendien niet het vertrouwen heeft van de etnische meerderheid, de Pasjtoen. En Karzai wordt beschermd door de Amerikanen, niet door de Afghanen. Die vertrouwen hem niet meer. Zodra de vreemde mogendheden of troepenmachten hun hielen lichten, gaat het er weer volop op los. De president, die in het buitenland zulke grote woorden spreekt, lijkt gegijzeld door tijdelijke bondgenoten, die elk ogenblik van mening kunnen veranderen.
Vrouwen
De president staat niet achter de conclusies van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch, zo vertelde hij in Oslo, dat vrouwen in zijn land nog steeds worden onderdrukt. Karzai gebruikte daarvoor een merkwaardig argument. Dat namelijk de positie van dames in Afghanistan niet verslechterd is in vergelijking met het Taliban-tijdperk. Dat wekt de suggestie dat vrouwen het in die tijd goed hadden. Niets is minder waar.
Waar de Taliban macht hadden, werden vrouwen beschouwd als verschrikkelijke wezens. Het was niet eerbaar iets van hen te zien. Daarom stelden de Taliban de burka verplicht. Vrouwen mochten geen schoenen hebben die geluid maakten. Ze mochten niet meer praten. Ze mochten niet meer autorijden. Vrouwen moesten elke positie in het openbare leven opgeven. Ook indien zij een vooraanstaande rol speelden in de medische wereld en het onderwijs. De gevolgen waren verbijsterend. Met name de gezondheidszorg en de hulp aan zwangere vrouwen stortten in. Het sterftecijfer van pasgeboren baby’s en hun moeder sprong omhoog.
Formeel is de burka afgeschaft. Maar het kledingstuk wordt nog heel veel gedragen. Officieel lijken de beperkende bepalingen van de vorige dictators opgeheven. Maar waar angst in de samenleving jarenlang de toon aangaf, kunnen alleen heel concrete maatregelen tot verandering leiden. Die vallen ten aanzien van de positie van de vrouw niet te nemen. Want de conservatieve islamitische mullahs laten dat onder geen beding toe.
Efficiënt?
Karzai heeft de deelnemers aan de donorconferentie die half december in Oslo gehouden werd voorgehouden dat de toegezegde 1,7 miljard dollar aan hulp goed zal worden besteed. Maar welke leider is in staat zulke garanties te geven? Zeker niet een president die nauwelijks grip heeft op het doen en laten van zijn ministers. In april en mei 2001 wilde de voedselorganisatie van de Verenigde Naties FAO een voedselprogramma uitvoeren. Met name in Kabul. Het was moeilijk om uit te maken wie de hulp het meest nodig had. De Taliban verboden daarover met vrouwen te praten. Dus kwetsbare weduwen vielen buiten de boot. Uiteindelijk boog de FAO het hoofd. En later bleek dat het meeste eten bij de Taliban terechtkwam en een belangrijke bijdrage vormde aan de oorlog tegen de Noordelijke Alliantie. Zouden Karzai en zijn ministers in staat zijn zulke uitwassen te voorkomen?
Tussen tragedie en toekomst
Wie de balans opmaakt hecht eerder geloof aan de voortgang van de tragedie dan aan een lichtende toekomst. De hoeveelheid te overwinnen problemen is eindeloos. Landbouw en industrie bestaan door de oorlogen bijna niet meer. Hele fabrieken zijn ontmanteld en als oud ijzer verkocht. De veestapel werd in twintig jaar gehalveerd. Van een sluitende belastingadministratie is geen sprake. Er is geen bevolkingsboekhouding. Mensen weten niet hoe oud ze zijn.
Etnische diversiteit is in bijna elk land waar ze bestaat een oorzaak van conflicten. In Afghanistan in het bijzonder. Daar komt bij dat Afghanistan eigenlijk geen etnische grenzen heeft. De Britten en de Russen bepaalden de grens tussen Pakistan en Afghanistan. Buitenlandse machten! Behalve etnische tegenstellingen is er sprake van religieuze diversiteit. De Pasjtoen zijn soennieten, evenals de Tadzjieken, Turkmenen en Oezbeken. De Hazara’s zijn in principe sjiieten. Die beide godsdienstige groeperingen binnen Afghanistan noemen elkaar heidenen. Iran is hoofdzakelijk sjiietisch en steunde de Hazara’s tegen de Pasjtoen en de andere stammen. Maar Iran steunt ook andere krachten tegen de Pasjtoen. Bijvoorbeeld de Tadzjieken. Die zijn ook wel soennitisch, maar minder dan de Pasjtoen. Vandaar.
Osama bin Laden maakt van de chaos gebruik. Hij richt weer trainingskampen in. En Karzai had in Oslo een veel te grote mond.