„Die grote minachting is toch niet nodig”
Rechtstreeks tegen hem schelden doen mensen niet zo vaak, zegt Sebastiaan (38). Maar als er een groep langsloopt en ze praten onder elkaar luidkeels over „die kankerjunkies”, dan doet dat wel zeer.
„Oké, ik ben een gebruiker, maar die grote minachting is toch niet nodig.” Christenen ziet Sebastiaan doorgaans als een gunstige uitzondering, boeddhisten en humanisten krijgen ook een pluim.
Acht jaar was hij dakloos. Het waren jaren die volgden op een langdurige zwerftocht langs kraakpanden in verschillende steden. „Op m’n 15e liep ik weg van huis. Na een jaar gezinstherapie -alleen met m’n beide zusjes en m’n moeder, onze ouders scheidden toen ik 5 jaar was- bleef er toch te veel verschil van mening. Ik was te flierefluiterig, te dromerig. Het was vlak voor het einde van de derde klas mavo. Ik wachtte tot na de verjaardag van m’n zusje, die is op 30 april jarig. Op 1 mei ben ik ’m toen gesmeerd.”
Na veel omzwervingen, kraakpanden, baantjes, verslavingen, een afkickperiode en een terugval in de drugsscene belandde Sebastiaan uiteindelijk in Utrecht. Sinds zes jaar verkoopt hij daar Straatnieuws, de straatkrant voor Utrecht, Amersfoort en Hilversum. Z’n vaste stek is in Hoog Catharijne, onder aan de roltrappen bij V(&(D, of buiten, bij de Albert Heijn. „De koudste plek van heel HC”, lacht hij. Verkopen doet hij niet de hele dag. „Vanmiddag begin ik om een uurtje of drie. We hebben die plek met z’n drieën over de dag verdeeld.”
Sinds vier maanden heeft Sebastiaan een vaste slaapplek, in een van de hostels van het Leger des Heils in de domstad. „Voor 340 euro per maand een bed en te eten, warmte. Da’s ongeveer de helft van mijn uitkering. De rest gaat op aan m’n verslaving. Net als het geld dat ik verdien met Straatnieuws. Ik zit ook in het methadonprogramma. Dat brengt rust in m’n leven, anders ben ik alleen maar op jacht naar drugs. Gebruiken doe ik evengoed. Straks neem ik cocaïne.” Hij lacht zijn tandeloze lach. „De reden van mijn verslaving? Een niet kunnen accepteren van verantwoordelijkheid en die ook niet kunnen dragen. Heel gek: want je doet jezelf dus wel iets aan waardoor je in een keurslijf zit.”
Sebastiaan lijdt aan manische depressiviteit, heeft persoonlijkheidsstoornissen en is „een beetje schizofreen”, zegt hij zelf. „Van allemaal wat, maar ik doe er niks mee. In mijn opinie is trouwens iedereen een beetje schizofreen, iedereen bijna borderliner of ADHD’er. Alleen de meest opvallenden springen eruit.”
Dat de maatschappij de laatste jaren harder is geworden, ervaart hij sterk. „De jeugd begrijpt überhaupt helemaal niets van het leven. Kinderen moet worden bijgebracht dat je niet zonder andere mensen kunt, maar dat leren ze niet meer. Competitie is overal. Het leven wordt steeds meer een gevecht, alleen het recht van de sterkste geldt nog.”
Dat de groep zwervers en daklozen waartoe hij behoort soms met argwaan wordt bekeken, snapt hij wel. „Maar mij helemaal vergruizelen hoeft toch niet? Negatieve lichaamstaal is erger dan schelden, weet je dat? Mensen die hun kind of handtasje extra goed vastpakken als ze je zien staan. Ik snap die omaatjes wel, maar niet elke verslaafde steelt. Ik probeer zelf ook medegevoel te tonen met anderen, vriendelijk te zijn. Ik let op de gezondheid van anderen, ik pas op als iemand helemaal in de war is. Wij hebben ook een moraal hoog te houden. Ook wij zien om naar degenen die het nog naarder hebben dan wijzelf.”
Mensen die zelf ooit ellende meemaakten, kopen gemakkelijker een straatkrant, zijn ruimer met hun fooien dan degenen bij wie er nooit iets tegenzat in het leven, ervaart Sebastiaan. „Maar zelfs onder de madammen met een bontjas zitten goeien. December is onze topmaand, dan krijgen we veel fooien, soms zomaar 5 euro. Maar daarna volgt januari, een echte dipmaand. We moeten dus een beetje calculeren om uit te komen.”
De kerstboodschap die Sebastiaan voor de lezers van het Reformatorisch Dagblad in gedachten heeft, komt erop neer dat ze moeten verlangen naar en bidden om het aanbreken van de wereldvrede. „Een gedeelte van God wordt mens en is van een verblindende schoonheid. De duivel heeft er geen invloed meer op. Als filosoof zeg ik altijd: De mens is het evenbeeld van God. Jij en ik zijn een radertje in een goddelijk plan. Ja, ik heb veel gelezen en mag graag refereren aan wat ik las. Binnenkort schrijf ik zelf een boek. Van het Leger kreeg ik twee schijfjes, daar komt het allemaal op te staan.”