De Nederlandse Händelambassadeur
De muziek van Händel is niet meer weg te denken uit het Nederlandse muziekleven. Maar het heeft even geduurd voordat vele van diens oratoriums ontdekt en uitgevoerd werden, om nog maar te zwijgen van Händels opera’s, zegt de „Nederlandse Händelambassadeur” dr. Paul van Reijen.
Tijdens zijn leven komt Händel enkele keren in Nederland. Bijvoorbeeld als hij op doorreis is van Duitsland naar Engeland of andersom. Bekend is dat hij in 1740 het orgel in de Bavokerk in Haarlem bespeelt.Eén ervaring in Nederland zal Händel nog lang bijblijven. Als hij in 1750 voor de laatste keer in Duitsland is geweest, krijgt hij tussen Den Haag en Haarlem een ongeluk: de koets raakt van de weg. Händel raakt zwaargewond en verblijft dientengevolge een aantal weken in de buurt van Haarlem.
In Nederland heeft de componist een aantal bekenden zitten. Bijvoorbeeld de Groningse organist Jacob Wilhelm Lustig, die in de winter van 1732-1733 een aantal maanden in Londen is en daar onder de indruk raakt van Händels opera’s. Later schrijft de organist: Deze opera’s „hebben my veele traanen van blydschap en vergenoegen afgeperst.”
En dan is er Anna van Hannover, dochter van de Britse koning George II. Zij krijgt vanaf 1724 in Londen zang-, klavecimbel- en theorieles van Händel. Volgens de componist was zij zijn beste leerling.
Als Anna in 1734 trouwt met de Nederlandse stadhouder Willem IV, componeert Händel voor het bruidspaar de anthem ”This is the day which the Lord hath made”.
Vervolgens trekken Willem en Anna naar Nederland, eerst naar Leeuwarden, later naar Den Haag. Maar Anna blijft volop met muziek bezig: ze arrangeert talloze concerten aan het hof, waaraan ze soms zelf meewerkt als klaveciniste.
Haar leermeester is ze intussen niet vergeten. Vanuit Nederland ondersteunt ze Händels operaondernemingen. En al spoedig na haar trouwdag gaat ze terug naar Londen om driemaal een nieuwe opera van Händel bij te wonen.
In haar omvangrijke muziekbibliotheek is Händel te vinden. Een van de twee muziekboeken die bewaard zijn gebleven betreft een handgeschreven bundel met instrumentale bewerkingen van aria’s uit opera’s van Händel.
Kamermuziek
Ondanks zo’n ambassadeur in Nederland is Händel hier te lande in de 18e eeuw nog niet zo bekend, zegt musicoloog dr. Paul van Reijen. „Misschien werd Händels klavier- en kamermuziek wel gespeeld, maar dat is moeilijk te traceren, omdat het meestal in huiselijke kring gebeurde. Pas aan het begin van de 19e eeuw komt er aandacht voor Händels vocale werken.”
Van Reijen (1943) doceerde van 1986 tot vorig jaar muziekwetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Hoewel zijn specialisatie eerder op de muziek uit de tweede helft van de achttiende eeuw (de Weense Klassieken) gericht was, raakt Van Reijen begin jaren 90 betrokken bij Händel. Hij wordt bestuurslid van de Händel-Stichting in Groningen, opgericht door wijlen Lies Broekema-Clemens Schröner, die zelf zangeres is en dol op Händels muziek.
Als in 1999 de stichting wordt opgeheven, gaan Broekema en Van Reijen verder in de Stichting Händel-Renaissance, met als doel het Händelonderzoek te ondersteunen en onbekende werken van Händel te laten uitvoeren. Na een overeenkomst met de RuG kan Van Reijen voor een deel van zijn tijd aan de slag voor de stichting. Sindsdien richt hij zich in zijn onderzoek met name op de plaats van Händel in het Nederlandse muziekleven.
„Ik voel me een beetje de Nederlandse Händelambassadeur. Internationaal gebeurt er ontzettend veel aan Händelonderzoek. Maar vanuit Nederlands perspectief is er bij mijn weten niemand anders bezig.”
Duits
Op 29 maart 1805 wordt in de Nieuwe Kerk in Amsterdam voor het eerst Händels ”Messiah” uitgevoerd. Ongeveer 300 zangers en instrumentalisten brengen het oratorium ten gehore. Nota bene: niet in het Engels, maar in het Duits, in een bewerking van Mozart.
„Dat was het begin van een eeuw waarin er op alle fronten aandacht voor Händel kwam”, zegt van Reijen. „In de jaren 30 krijg je de eerste biografieën. Uitgevers gaan muziek van Händel uitgeven. En vooral de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst zorgt ervoor dat Händels oratoria in het rijke koorleven van de 19e eeuw een grote plaats krijgen.”
Händels vocale muziek is geliefd repertoire in de burgerlijke koorbeweging. „Veel meer dan Bach. Pas in 1870 wordt voor het eerst, in Rotterdam, de Matthäus Passion uitgevoerd, en zes jaar later de Johannes Passion. Händel is overzichtelijker, en de moeilijkheidsgraad van zijn muziek is minder een probleem dan bij Bach.”
Tot in de 20e eeuw blijft men Händels oratoria in het Duits uitgeven en uitvoeren. „Muzikaal gezien was Nederland lange tijd een provincie van Duitsland. Daarbij: men associeerde Händel met Duitsland, omdat hij daar geboren is. Pas aan het eind van de jaren 20 van de vorige eeuw wordt de ”Messiah” voor het eerst in het Engels uitgevoerd.”
Bloemlezingen
De aandacht voor Händels opera’s liet in Nederland nóg langer op zich wachten, stelt Van Reijen. „Dat kwam pas na de Tweede Wereldoorlog. Daarvóór waren er slechts bloemlezingen met bekende opera-aria’s. Maar opera’s integraal opvoeren, dat was er niet bij.”
Er speelt nog iets mee, volgens Van Reijen. „Denk eens aan de tijdsduur van een opera. Twee weken geleden was ik in Karlsruhe bij de 32e Händel Festspiele. Ik woonde een uitvoering bij van Händels opera ”Radamisto”. Dat duurt dan, met twee pauzes, van 19.00 tot 23.30 uur. Dat is een hele zit.”
Ook na de Tweede Wereldoorlog was er nog lange tijd het idee dat Händels opera’s eenvormig zijn, in een gestage afwisseling van aria’s en recitatieven. „Pas de laatste decennia is men heel anders naar die opera’s gaan kijken. Vooral de authentieke benadering van deze composities heeft daaraan bijgedragen. Men kreeg gevoel voor de dramatiek en voor de affecten van de muziek. Zulke aria’s, waarbij de gemoedstoestanden in klank worden gevat, die vangen en boeien het publiek.”
Overal, in Italië, Duitsland, Engeland, de VS, is men zich gaan ontfermen over Händels opera’s. „In Nederland doen bijvoorbeeld Jan Willem de Vriend en zijn Combattimento Consort dat met ”Agrippina”, en de Nederlandse Opera met ”Alcina”. Dat is zeer bevorderlijk voor de receptie van dit deel van Händels oeuvre.”
Zwaar en traag
Vroeger ervoer Van Reijen Händels muziek als zwaar en traag. „Ik vond Händel helemaal niet te verkiezen boven Bach. Maar als ik nu luister naar die opera’s, met hun rijkdom aan affecten en vocale virtuositeit, dan bezwijk ik.”
De oratoria zijn ook fantastisch, aldus de musicoloog, maar zijn toch van een andere orde. „De ”Messiah” bijvoorbeeld, met een religieuze tekst, is plechtstatiger; er spelen minder ’wereldse’ emoties een rol. Terwijl de wereldlijke opera’s bol staan van jaloezie, intriges en menselijke emoties. En dan zit er in elke opera wel een x-aantal juweeltjes aan aria’s, die soms een uitbarsting van virtuositeit zijn.”
En als Van Reijen Händel met Bach vergelijkt? „Haha.” Het blijft een poos stil. Dan: „Bach is introverter, stáát voor het compositorische handwerk, is eigenlijk een en al contrapunt en polyfonie. Bij Händel is dat in mindere mate het geval. Die componeert lang niet zo contrapuntisch. Vandaar dat Bachs Matthäus Passion van een andere zwaarte is en een andere uitstraling heeft dan een oratorium van Händel met zijn Bijbelse volken en helden als Joshua en Judas Maccabaeus. Bach is ontzagwekkend, Händel is indrukwekkend.”