”Bij de gratie Gods” hoort er al eeuwen bij
Om de zoveel tijd is er discussie over sporen van het christendom in het Nederlandse staatsbestel. Zo ook deze week weer. PvdA-Kamerlid Giebels kwam -opnieuw- met zijn pleidooi om de formule ”bij de gratie Gods” boven aan wetten te schrappen als prins Willem-Alexander de troon bestijgt. Oranjehuiskenner drs. M. den Admirant pleit voor handhaving van de vier veelzeggende woorden.
De formule ”bij de gratie Gods” is voor het eerst gebruikt in kerkelijke kring, ontdekte historicus Den Admirant. „Dat gebeurde bij het concilie van Efeze in 431. Toen schreven de bisschoppen de woorden ”Dei Gratia” achter hun titel. Ze gaven daarmee aan dat zij hun macht niet ontleenden aan de paus of aan een wereldlijk leider, maar alleen aan God.”De Frankische koning Pepijn de Korte was waarschijnlijke de eerste vorst die de woorden gebruikte. Hij noemde zich na zijn kroning in 751 ”koning bij de gratie Gods”, aldus de Haagse publicist.
In later eeuwen kreeg de formule een zware lading. „Toen beriepen koningen zich op het zogeheten ”Droit divin”, het goddelijk recht waardoor zij regeerden. Het ging vooral om absolute vorsten, zoals George I van Engeland en Lodewijk XIV van Frankrijk. Zij redeneerden: God is soeverein en is aan niemand verantwoording schuldig; vorsten zijn de plaatsvervangers van God op aarde, zij zijn alleenheersers en hoeven dus alleen aan God verantwoording af te leggen, niet aan volksvertegenwoordigers.”
Die betekenis heeft de formule in de Nederlanden nooit gehad, zegt Den Admirant. „De woorden zijn altijd bedoeld als een uiting van afhankelijkheid ten opzichte van God. Ze wijzen erop dat het Huis van Oranje door God is geroepen om een belangrijke taak te vervullen in ons land. De woorden zeggen niets over de omvang van de koninklijke macht, maar meer over de oorsprong van die macht.” De macht van koningin Beatrix is in de Nederlandse constitutionele en parlementaire monarchie duidelijk afgebakend.
De woorden zijn altijd gebruikt door de prinsen van Oranje, toen die als stadhouder regeerden. Koning Willem I liet zich al voor zijn troonsbestijging omschrijven als: „Willem Frederik Bij de Gratie God’s Prince van Oranje en Nassau &c &c &c.” Enkele dagen na zijn terugkeer uit ballingschap werd het: „Wij Willem Frederik, bij de gratie Gods, Prinse van Oranje-Nassau, Soeverein Vorst der Vereenigde Nederlanden, enz. enz. enz.” Bij zijn inhuldiging als koning bleven de woorden gehandhaafd.
Toen in 1814 de Grondwet van het koninkrijk werd opgesteld, kwamen de vier woorden daarin niet voor. Zo stootten de opstellers zo min mogelijk mensen voor het hoofd. Wel hebben de koningen en koninginnen de formule altijd gebruikt. Zo staat boven alle wetten die koningin Beatrix heeft getekend: „Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.”
Koningin Beatrix hecht aan deze formulering, zeggen Haagse bronnen. Rond de grondwetsherziening van 1983 leefde bij een aantal politici de wens dat de aanhef van de wetten niet meer naar God zou verwijzen. Zover is het nooit gekomen. De koningin zelf zou dat hebben tegengehouden. „De staatsrechtsgeleerde prof. Van Maarseveen heeft dat met zoveel woorden gezegd in Trouw”, aldus Den Admirant, die onder meer een boek over hofpredikers en een boek over de Oranjes en religie schreef.
De hobbyhistoricus zou het betreuren als de verwijzing naar Gods voorzienigheid uit de aanheffen van wetten zou verdwijnen. „Er is mijns inziens geen reden om deze formulering los te laten; vooral vanuit historisch oogpunt niet. En de Nederlandse koningen hebben de woorden nooit zo uitgelegd dat zij geen verantwoording zouden hoeven afleggen aan het parlement of iets dergelijks.”
Gezien het geestelijk klimaat in Nederland begrijpt Den Admirant wel dat er meer en meer verzet tegen de woorden komt.
Het pleidooi van Giebels is overigens helemaal niet nieuw. Al eerder kwam hij ermee. „Onder meer in zijn boek over de Greet Hofmansaffaire heeft hij het al gezegd”, zegt Den Admirant.
Ook de roep om invoering van het Zweedse model heeft Giebels al vaker laten klinken. De koning zou dan een puur ceremoniële functie moeten krijgen, zo stellen de politici die zich hiervoor uitspreken. Veelal praten zij elkaar na, want het feit dat de Zweedse koning regelmatig bij kabinetsvergaderingen aanwezig is -wat in Nederland ondenkbaar is- en voorzitter is van de commissie buitenlandse zaken, wordt zelden genoemd in het debat, zo constateerde een staatsrechtsdeskundige recent tijdens een ontmoeting met leden van de Vereniging Verslaggevers Koninklijk Huis.