„Jongere vraagt naar de kern van de zuil”
„Een enorme worsteling, want het raakt ook je eigen bezig zijn in gezin en school.” Schoolbestuurder Van Hartingsveldt spreekt morgen tijdens een onderwijscongres over het functioneren van de reformatorische zuil. „We zijn niet zo gewend om daarover te praten.”
”Visie op verzuiling”, is het thema dat drs. F. A. van Hartingsveldt in Vianen aan de orde stelt tijdens een landelijk congres van het reformatorisch onderwijs. De voorzitter van het college van bestuur van de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn ervaart het als „een zoektocht die ook jezelf voor de spiegel plaatst. Ik kom daar niet even vertellen hoe het allemaal moet.”Het voortbestaan van de reformatorische zuil ligt niet in eerste instantie in het hanteren van regels en het toezien op elkaars zuiverheid, zegt Van Hartingsveldt. „Hoe belangrijk uiterlijke zaken en de instandhouding van organisaties ook zijn, het gaat om de ziel, om doorleving van de identiteit. Dat kunnen we zelf niet tot stand brengen; het is Gods werk. Maar we moeten elkaar er wel op blijven wijzen.”
Het evenwicht is zoek, zegt de schoolleider. „We zien de zuil van buitenaf bedreigd worden. Daarbij houdt de vraag ons bezig: Hoe verwoorden we wat we wezenlijk vinden zonder voor fundamentalisten uitgemaakt te worden?
Daarnaast dringt de secularisatie onder andere door de moderne media de gezinnen binnen. Veel vanzelfsprekendheden, ook binnen de kring, blijken opeens toch niet zo zeker te zijn. Maar hoe reageren we daarop? Het gevaar is dat we uiterlijke kenmerken gaan aanscherpen –uit terechte zorg over de zuiverheid van leer en leven–, terwijl we de binnenkant vergeten. Dan is de kracht eruit.”
Ook de gereformeerde gezindte heeft last van het analytische verlichtingsdenken, stelt Van Hartingsveldt. „Aspecten van leer en leven worden uit elkaar gehaald en stuk voor stuk kritisch bekeken. We zouden wat meer van het oude joodse denken moeten hebben, dat zich op het leven als geheel richtte.”
De buitenkant is belangrijk, zoals de touwtjes rond een rollade voor verbinding zorgen. „Ook al zijn sommige uiterlijke zaken misschien minder wezenlijk, dan nog zorgen ze voor onderlinge cohesie. We zijn echter wat doorgeslagen in het analyseren van elkaar. Spreken over wat ons verbindt, kost ons meer moeite.”
Het grootste gevaar is volgens Van Hartingsveldt innerlijke slijtage. „Wat is onze geestelijke houdbaarheid, onze innerlijke weerbaarheid? We hebben een beetje afgeleerd om daarover te praten; dat is al gauw evangelisch, optochtelijk. Jongeren praten wel gemakkelijker over geloofszaken, maar dan mis je vaak de kaders van de leer.
In gesprekken met leerlingen merk je hoe ze doorvragen naar de kern, ook al schoppen ze soms tegen uiterlijke dingen aan. Dagopeningen waarin de docent zich kwetsbaar opstelt en over wezenlijke zaken spreekt, worden zeer gewaardeerd. Daardoor ontstaat ook ruimte om de waarde van de traditie met een kleine letter en de herkenbaarheid van een Bijbelse levensstijl aan te reiken.
Refojongeren worden in de maatschappij zwaar op de proef gesteld. De wereld is heel open in het verwoorden van standpunten, dus dat wordt van hen ook gevraagd. Je merkt dat ze dat soms onvoldoende hebben meegekregen. Daardoor hebben ze er moeite mee om te verwoorden wat de wezenlijke Bijbelse noties zijn, wat onze houding tegenover de media is en waarom we geslachtsgemeenschap voor het huwelijk afwijzen. De open cultuur van deze tijd biedt opvoeders openingen om hun heel veel mee te geven.”
Knus
Bezinning is nodig, zegt Van Hartingsveldt. „We zijn misschien niet zo gewend om over het functioneren van onze zuil na te denken, maar het is wel nodig, want het voortbestaan van onze eigen instellingen wordt steeds minder vanzelfsprekend. De zuil is me zeer dierbaar. Ik ben blij dat we een plek hebben waar we onze kinderen in betrekkelijke rust en veiligheid kunnen opvoeden. We zijn echter te zeer gericht op een rustig en knus voortleven binnen onze eigen groep. Dat raakt ook mezelf: soms lijkt het alsof de school van onze inspanning afhangt.
Wat zou het goed zijn als de aandacht eens wat meer naar de meest wezenlijke zaken zou verschuiven. God is niets aan ons verplicht, maar in die weg is er verwachting dat de Heere ook binnen onze zuil Zijn werk zal voortzetten.”