Topolanek zei dat zondag na een extra EU–top in Brussel over de economische crisis. Hongarije en enkele andere lidstaten hadden vooraf gevraagd om een hulpfonds van 160 tot 190 miljard euro. Dat bedrag zou nodig zijn omdat deze landen veel harder getroffen worden door financiële problemen dan het westen.De Oost–Europese landen bleken echter niet op één lijn te zitten. Tsjechië en Polen namen afstand van het Hongaarse initiatief. Ook premier Balkenende onderstreepte na afloop van de top dat de Oost–Europese landen niet over één kam geschoren mogen worden. De premier noemde solidariteit met de Oost–Europese landen belangrijk, maar hij wees erop dat deze landen door hun lidmaatschap van de unie al profiteren van EU–subsidies.

Volgens Balkenende is het ook niet de bedoeling dat de criteria voor het toetreden tot de eurozone versoepeld worden. Landen als Polen dringen daarop aan, zodat zij sneller de Europese eenheidsmunt kunnen invoeren. Maar dat zou de geloofwaardigheid van de euro aantasten, waarschuwde Balkenende.

Ook de Tsjechische premier Topolanek zei dat het een vergissing zou zijn om nu aan de regels voor de euro te morrelen. Wel kan er volgens hem in de toekomst gediscussieerd worden of die regels niet wat soepeler kunnen in moeilijke tijden en wat strikter in goede tijden.

De 27 EU–leiders hebben zondag nog eens onderstreept dat de vrije interne markt de beste manier is om de Europese economie weer aan het draaien te krijgen, zei Balkenende. Protectionisme is volgens hem niet de goede weg. „Ieder voor zich is slecht voor allen". Kort voor de top beloofde Frankrijk af te zien van protectionistische steun voor zijn noodlijdende autofabrieken. Het had eerst willen bedingen dat fabrikanten alleen geld zouden krijgen als ze geen Franse vestigingen sloten.

De EU–leiders gaven zondag hun zegen aan voorstellen van de Europese Commissie om rommelkredieten aan te pakken. Ook toonden ze zich te spreken over een advies om het toezicht op de internationale banken Europeser aan te pakken.