Buitenland

Albright prijst rol Plavsic na ‘Dayton’

De Bosnisch-Servische oud-president Biljana Plavsic heeft na 1995 een positieve rol gespeeld bij de uitvoering van het Dayton-vredesakkoord. Dat verklaarde de Amerikaanse oud-minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright dinsdag voor het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag.

Buitenlandredactie
18 December 2002 10:00Gewijzigd op 14 November 2020 00:01

Albright was in de jaren negentig VS-ambassadeur bij de Verenigde Naties, tot president Clinton haar in 1996 benoemde tot minister van Buitenlandse Zaken. Omdat ze in beide functies nauw betrokken was bij de oprichting van het tribunaal, wordt ze wel de ”Moeder van het tribunaal” genoemd.

Voorafgaand aan ’Dayton’ was de nu 72-jarige Plavsic „duidelijk betrokken geweest bij gruwelijke dingen”, zei Albright. Plavsic was van 1996 tot 1998 president van het Servische deel van Bosnië.

De Plavsic van na de oorlog kwam op Albright over als een gespleten persoon die aan de ene kant het Servisch nationalisme bleef aanhangen en aan de andere kant het Dayton-akkoord probeerde uit te voeren, vertelde de voormalige minister. Zij zei verbaasd te zijn geweest toen Plavsic in 1997 aangaf te willen helpen het in 1995 akkoord van Dayton uit te voeren.

Albright zei dat zij een grote afkeer had van Plavsic’ ideeën over Servische superioriteit, maar dat zij haar mening over de Bosnisch-Servische presidente had bijgesteld nadat zij haar in 1997 voor het eerst persoonlijk had ontmoet. Tijdens een langdurig gesprek „werd me duidelijk dat zij alles begreep wat er fout was gegaan”, zei Albright. Plavsic had gezegd dat zij het vredesakkoord dat een eind aan de oorlog maakte op democratische wijze wilde steunen en had daarbij persoonlijk risico genomen, zonder overigens haar ideologie op te geven. „Zij is een Servische nationaliste. Ik denk dat dat heel duidelijk is”, zei Albright.

Plavsic, de enige vrouw onder de ongeveer honderd verdachten van het Joegoslavië-tribunaal, is aangeklaagd voor haar aandeel in het voorbereiden van de verdrijving van moslims en andere niet-Serviërs uit door Serviërs gedomineerde delen van Bosnië in de oorlog van 1992-1995.

Albright, die in Tsjechië is geboren, vertelde de rechtbank dat zij in haar periode bij de Verenigde Naties regelmatig verslagen van collega’s te horen kreeg over verkrachting van vrouwen voor de ogen van hun familie, marteling en de verdrijving van honderdduizenden mensen. Beelden van mensen die in bussen en treinen werden afgevoerd naar concentratiekampen hadden haar doen denken aan de holocaust, zei zij. Deze dingen werden welbewust gedaan, „als onderdeel van een plan om verschillende types mensen te vernietigen.” Albright zei met afschuw te hebben aanschouwd hoe Joegoslavië, waar zij in haar jeugd enkele jaren heeft gewoond, „tot barbarij was vervallen.”

Plavsic draagt zekere verantwoordelijkheid voor de wreedheden die in de oorlog zijn begaan, zei Albright, maar het feit dat zij schuld heeft toegegeven en de autoriteit van het VN-tribunaal erkent, is belangrijk en kan helpen verzoening op de Balkan tot stand te brengen. Voor haarzelf was het reden om te komen getuigen, zei zij.

Plavsic’ advocaat, Eugene O’Sullivan, heeft er bij de rechtbank op aangedrongen rekening te houden met het feit dat Plavsic zich vrijwillig ter beschikking heeft gesteld van het tribunaal, schuld heeft bekend en berouw heeft getoond.

Oorspronkelijk was Plavsic ook van volkerenmoord beschuldigd, maar in oktober brachten de aanklagers de tenlastelegging terug tot vervolging op etnische en religieuze gronden en werd de rest van de aanklacht ingetrokken. Plavsic bekende daarop schuld.

De zitting zou tot en met vandaag duren, maar het vonnis tegen Plavsic zal waarschijnlijk volgend jaar worden uitgesproken. De maximale straf waartoe zij kan worden veroordeeld is levenslang.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer