Mensen kunnen verblind zijn door eigen trotsheid en menen dat zij Christus met al Zijn weldaden hebben aangenomen. En ofschoon zij zich in deze vermetele droom mogen troosten, nochtans hebben zij het nooit in waarheid gedaan. Zij kunnen vruchten voortbrengen, maar het zijn steeds vruchten van die oude boom en van het vlees en ze komen niet voort uit het geloof in Christus en uit een zuiver oogmerk tot Zijn eer en heerlijkheid. Want zonder dat is er niets dat de Heere kan behagen en zonder dat zijn de allerschoonste vruchten bedorven en verrot.Wat betreft de leraar van deze gemeente van Sardis: hij heeft wel enige dingen, zegt de tekst, die grond geven voor zijn naam. Hij kan van een uitnemend gedrag zijn. Hij kan grote gaven hebben. Hij kan een grote nauwgezetheid hebben in het uitvoeren van zijn plichten. Hij kan in zijn omgang met anderen grote vriendelijkheid vertonen. Hij kan ook veel vrucht op zijn arbeid schijnen te hebben, zodat hij zijn dienst met veel achting onder het volk verricht. Uit deze en dergelijke aanmerkingen kan een leraar de naam hebben van een zeer uitmuntend persoon en nochtans onoprecht zijn. Een leraar kan ten aanzien van zijn eigen staat zonder enig leven zijn en in zijn praktijk gebrekkig. De Heere zegt in het tweede vers: „Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God.”

Jacobus Durham, predikant te Glasgow (Openbaring van Johannes, 1745)