Christelijk Weekblad / De Saambinder / De Waarheidsvriend
Christelijk Weekblad
Drs. Margriet van der Kooi schrijft in het opinieblad Christelijk Weekblad over een ontmoeting in het ziekenhuisrestaurant met de moeder van een bruid.„De vrouw in het ziekenhuisrestaurant met wie ik in gesprek raak, is van mijn leeftijd. Een toevallig gesprek. Liever zeg ik: zo’n gesprek dat je toevalt. Ze vertelt over de reden van haar ziekenhuis-
bezoek, haar werk, haar gezin.” (…)
„Onze dochter trouwde met een Marokkaanse man, een moslim. Hij deed niet zoveel aan zijn geloof. Onze dochter, die diep in het kerkenwerk had gezeten, deed ook niets meer aan haar christelijke wortels. Ik sliep er niet van. We hadden het moeilijk met elkaar, zij kon niet begrijpen waarom wij het er zo moeilijk mee hadden, ze vond ons bekrompen, argumenteerde dat er veel wegen naar God leiden.
Wij stikten bijna in onze zorg: godsdienst, cultuur, opleiding, in alles kwam hij uit een ver land en verliefdheid kan lang duren, maar zelden een heel leven.
De dag van de bruiloft naderde, ze waren al in stilte voor de islam getrouwd, nu volgde het burgerlijk huwelijk, dat moest een feest worden. Ze vroeg of ik met haar mee ging een trouwjurk kopen. Of ik dat wilde, of ik dat kon. Het was raar, ik was er ook blij om. Want we wilden ook graag de liefde op gang houden. Zo kwam het dat we op een afgesproken dag naar de bruidswinkel reisden, zij per trein vanaf haar woonplaats, ik per auto vanuit de onze. Ik was onderweg in tranen, hield monologen tegen mezelf, tegen God en tegen haar, en raakte steeds verdrietiger. Toen reed ik de stad in waar de winkel was. Ik móést mezelf hernemen, zo kon ik niet van harte een trouwjurk kopen. Ik zette de autoradio hard aan.
En toen knalde het de auto in: „Ich harre des Herrn! Meine Seele harret, und ich hoffe auf sein Wort.” Woorden uit Psalm 130. Het was een cantate van Bach die ik uit het hoofd ken omdat ik die zelf in een koor meegezongen had. ”Aus der Tiefe”, heet de cantate, ”Uit de diepte”. En daarvan precies deze strofe, alsof ik eraan herinnerd moest worden hoe ik deze missie zou moeten gaan doen: Ich harre des Herre. Ik verwacht de Heer. Ik wacht op de Heer. Ik vertrouw op de Heer. Ik heb het gehoord als een Woord van God voor mij, op dat moment. Zo heb ik met haar de jurk gekocht, zo spreek ik mezelf sindsdien toe als ik dreig uit te glijden. Ik wacht op de Heer.””
De Saambinder
„Er wordt op christenen gelet”, stelt ds. W. Silfhout in De Saambinder in een artikel over christenen op de werkvloer. „Als het duidelijk is dat het ons ernst is en dat we daarin ook consequent zijn, zal dat het meeste respect afdwingen.”
„In de praktijk van elke dag kunnen zich verschillende situaties aandienen, die de werker voor dilemma’s plaatsen. Ter illustratie noem ik er een paar. Je werkt samen met collega’s die erg ruw zijn in de mond. Te pas en te onpas misbruiken ze Gods heilige Naam. Je hebt er al verschillende keren iets van gezegd, maar het lijkt alleen maar erger te worden. Je komt dan voor het dilemma te staan: nog een keer waarschuwen, nog een keer spot en smaad ondervinden of er maar het zwijgen toe doen, omdat het toch geen zin heeft parels voor de zwijnen te werpen.” (…)
„Nog een voorbeeld. Je bent in opdracht van je baas bezig met het leggen van een vloer, die naar het bestek een bepaalde dikte moet hebben. Je baas zegt: doe er maar een paar centimeter af, daar merkt toch niemand iets van. Je vindt dat niet eerlijk. Als je dat zegt tegen je baas, dan kom je misschien wel in de problemen. De werkgelegenheid in de bouw loopt immers terug. Maar als je niets zegt… Je voelt het dilemma.” (…)
„Het is van groot belang om van meet af aan duidelijk te maken waarvoor je staat. Hoe doe je dat? Dat zal verschillend zijn in de onderscheiden beroepen of werksituaties. Maar laat maar duidelijk uitkomen dat –om maar een paar aandachtspunten te noemen– je de zondag ziet als Gods dag en die dag ook in ere wilt houden. Werken op die dag komt alleen in het zicht als het gaat om werken van barmhartigheid en om werken van noodzakelijkheid. Niet economische noodzakelijkheid.
Vertel maar dat je het onteren van Gods Naam heel erg vindt. Je kunt aan bepaalde feestelijkheden binnen het bedrijf niet meedoen, omdat er dingen gebeuren die met Gods Woord in strijd zijn. Uitjes van personeelsverenigingen moet je misschien laten gaan omdat men gaat naar plaatsen waar je God niet kunt ontmoeten. Wees daarin consequent. Er wordt op christenen gelet. Als het duidelijk is dat het ons ernst is en dat we daarin ook consequent zijn zal dat het meeste respect afdwingen.”
De Waarheidsvriend
In een serie ”Prediking de eeuwen door” in De Waarheidsvriend schrijft dr. M. van Campen over Wilhelmus à Brakel. „Oude schrijvers als A Brakel waren niet alleen goede theologen, maar ook ware psychologen.”
„Brakels preken zijn erop gericht mensen tot de zekerheid van het geloof te brengen. Het spreekt niet vanzelf dat iedere gelovige deze zekerheid kent. Geloven en verzekerd zijn van het heil, vallen voor deze oudvader niet samen. Gelovigen verlangen er wel naar, maar niet aan iedereen wordt de zekerheid geschonken. Velen worden zalig zonder de troost van deze zekerheid tijdens hun leven ervaren te hebben.
De sacramenten –in het bijzonder het heilig avondmaal– zijn ons geschonken om ons tot meerdere zekerheid te brengen. Maar ook in de prediking krijgen we handvatten aangereikt. Er worden kenmerken (A Brakel spreekt over ”merktekenen”) opgesomd die karakteristiek zijn voor de ware gelovigen en de gemeenteleden worden aangespoord zich af te vragen of ze deze kenmerken in hun eigen leven herkennen.
Via deze ”sluitrede” (syllogismus) kan de hoorder concluderen of hij tot de kinderen Gods behoort en dus zeker kan zijn van het heil in Christus. Het is een vorm van ”redeneren” met zichzelf onder de leiding van de Heilige Geest, met het doel duidelijkheid te krijgen of je werkelijk bij Christus mag behoren.” (…)
„Kunnen wij vandaag nog iets van de prediking van A Brakel leren? In onze tijd leeft er een breed verzet tegen preken die te rationalistisch, te intellectualistisch zijn. De postmoderne mens wil niet alleen dingen weten en leren, maar ook het een en ander beleven. De ervaring staat hoog genoteerd. Preken moeten ons heel existentieel raken, iets met ons doen.
Bij A Brakel zijn die beide elementen –kennis en beleving– in elkaar gevlochten. De oudvader kent zijn Bijbel, maar ook zijn gemeenteleden. Grondige Schriftuitleg gaat bij hem hand in hand met een toepassing die het hart van de hoorders raakt. Hij wil zijn gemeente kennis aanreiken, maar spreekt haar ook aan op het niveau van de beleving.
Zijn preken hebben een uitgesproken praktisch-pastorale toonzetting. Hier ligt een belangrijk leerpunt voor vandaag. Oude schrijvers als A Brakel waren niet alleen goede theologen, maar ook ware psychologen. Zij wisten wat er zich zoal kan afspelen in de ziel van een mens. Daardoor konden zij geestelijk leidinggeven in hun preken.” (…)
„Mede door deze pastoraal-psychologische benadering zijn de preken van Vader Brakel nog altijd van betekenis voor mensen in de 21e eeuw.”