„Maak stad meer gezinsvriendelijk”
Steden moeten hoognodig gaan investeren in hun gezinsvriendelijkheid. Ook moeten stadsbestuurders de sociaalmaatschappelijke rol van kerken en moskeeën erkennen en ze als volwaardige maatschappelijke partner behandelen.
Dat staat in het rapport ”De stad terug aan de mensen” dat het wetenschappelijk bureau van het CDA dinsdagmiddag heeft gepresenteerd.Gezinnen zijn belangrijk voor de binding in de stad, schetst de CDA-nota. „Ze vormen het bindweefsel in de stedelijke gemeenschap.” Zo zorgen gezinnen voor meer contacten in de buurt en brengen ze door hun inzet voor de crèche, scholen en sportverenigingen „enig cement aan” in de lokale gemeenschap.
Voor gezinnen moet in steden dan ook genoeg plaats. De overheid moet ervoor zorgen dat deze groep behouden blijft voor de stad. Dat kan door te zorgen voor voldoende geschikte woningen. Er moeten daarom meer eengezinswoningen komen in plaats van appartementen.
Om gezinsvriendelijker te zijn, moet de stad veiliger worden: geen drugsoverlast en ook geen criminaliteit. Verkeersveiligheid is eveneens belangrijk. Daarnaast moeten kinderen genoeg te doen hebben. Voldoende voorzieningen –kinderopvang, scholen, winkels en sportverenigingen– zijn een must.
Naast gezinnen spelen ook (migranten)kerken en moskeeën een belangrijke rol in de stad. Ze vangen nieuwkomers op, helpen hen integreren en zijn een platform voor vrijwilligerswerk.
Stadsbestuurders moeten die belangrijke maatschappelijke rol van religieuze organisaties erkennen, schrijft het CDA in het wetenschappelijke rapport, en ze als volwaardige maatschappelijke partner behandelen. Bijvoorbeeld door ze geschikte vergaderlocaties aan te bieden en ze te betrekken bij welzijnsactiviteiten, maar ook bij taallessen. „Maatschappelijke activiteiten van kerken moeten gelijk behandeld worden als soortgelijke activiteiten verricht door niet-kerkelijke organisaties.”
Sowieso, stelt het rapport, „is het van belang dat bestuurders van steden meer dan tot nog toe gebeurde, aandacht besteden aan het verschijnsel levensbeschouwing als een samenbindende factor.”
In de stad wonen veel mensen uit verschillende culturen en met verschillende achtergronden. Gedeelde waarden en normen zijn daardoor niet vanzelfsprekend. De overheid moet daarom een gemeenschappelijk kader formuleren, een soort gedrags- of burgerschapscode. Een voorbeeld daarvan zijn de tien Gouden Stadsregels die Gouda in 2002 introduceerde.
Van zo’n code „mogen geen wonderen worden verwacht”, schrijft het CDA, maar „het is een prima middel om lokale bestuurders samen met burgers het debat aan te laten gaan over een moreel kompas.” Daarnaast kan de code helpen om stadgenoten aan te spreken op ongewenst gedrag.
De rijksoverheid dient zich terughoudend op te stellen in haar grotestedenbeleid, aldus het CDA. Initiatieven om de stad te verbeteren, moeten eerst uit de stad zelf komen. Bovendien kent iedere stad zijn eigen, specifieke problemen en noden.
Het slopen van oude huizen heeft op zichzelf weinig effect op leefbaarheid en veiligheid, staat in het rapport. Meer eigenwoningbezit daarentegen pakt gunstig uit voor de leefbaarheid.
Van groot belang voor een prettig leefklimaat in de stad zijn goede onderwijsvoorzieningen –ook voor volwassenen– en werk. Kleinschalig ondernemerschap moet worden aangemoedigd.