„Ik bemoei me nergens meer mee”
„Al steken ze de boel in brand, ik bemoei me nergens meer mee.” Leonard B. (55) uit Sittard kreeg woensdag bij de politierechter in Maastricht een boete van 400 euro, waarvan 200 voorwaardelijk. De man had een onbeschofte puber van 14 jaar een flink pak slaag gegeven.
Samen met zijn vrouw loopt Leonard B. op 10 oktober in een winkelstraat in Sittard. Tot hun ergernis zien ze hoe een „getinte” jongeman tegen een reclamebord staat te schoppen. De vrouw van B. kan dat niet aanzien en spreekt de jongen op zijn wangedrag aan.
De jongeman is niet van die vermaning gediend en scheldt de vrouw de huid vol. De jongen -die volgens Leonard B. de uitstraling heeft van een „lomp hamburgerfiguur”- probeert B.’s vrouw te intimideren. Hij houdt zijn gezicht vlak bij haar gezicht. Kort daarna kiest de jongen het hazenpad.
Leonard B. ontsteekt in woede en zet de achtervolging in. Hij krijgt de puber te pakken, werkt hem tegen de grond en trapt op de jongen in. Zelf spreekt B. van een „geproportioneerde, opvoedkundige” trap. „Ik wilde hem echt niet doodschoppen.”
Diverse omstanders verklaarden dat Leonard B. de jongeman meermalen harde trappen gaf. Een van de getuigen meldde dat B. „razend” was en „vier, vijf keer met grote kracht” in de borststreek van de jongen schopte. De jongen „schreeuwde angstig”, aldus een omstander. Volgens een getuige heeft ook Leonards vrouw de jongen getrapt. De vrouw, die woensdag een aanzienlijk deel van de rechtszitting huilend doorbracht, ontkende dat met klem.
Iemand van de marechaussee, die juist in het winkelcentrum ter plekke is, arresteert B. De man moet vervolgens een halve dag in het politiebureau doorbrengen.
Officier van justitie mevrouw mr. I. Ruitenberg eiste woensdag zestig uur werkstraf. Ze heeft geen goed woord over voor het optreden van Leonard B. „U hebt de jongen meermalen geschopt, midden in een winkelcentrum, midden op de dag. Sommige omstanders belden zelfs 1-1-2. Dat zegt iets over de ernst van de situatie.” Dat de jongeman er ouder uitzag dan zijn 14 jaar, doet voor de aanklager niet terzake. „Al was hij 2 meter lang, één schop is al te veel.”
Politirechter mr. P. I. van der Eijk zit op een iets andere lijn. Hij vindt een werkstraf te fors en veroordeelt B. tot een boete van 400 euro, waarvan 200 euro voorwaardelijk.
Van der Eijk kan zich B.’s woede wel voorstellen. „Ik kan goed begrijpen dat je je geweldig ergert als zo’n brutale vlegel tegen een bord trapt. Daar mag je zeker wat van zeggen. Sterker, meer mensen zouden dat moeten doen.”
B. is echter veel te ver gegaan, betoogt de politierechter. „Eén schop onder z’n achterste was niet zo’n punt geweest. Maar u trapte door. De jongen was weerloos en uitgeteld.”
Van der Eijk trekt een parallel met de veelbesproken zaak van de Amsterdamse Albert Heijn-medewerkers die een overvaller te lijf gingen. „Mensen zeggen dat je de klos bent als je iemand aanspreekt op zijn wangedrag. Dat is totaal niet waar. Je mag iemand aanspreken, je mag je eigen goed blijven verdedigen, maar je moet wel maat houden. Je kunt in je kippendrift niet door blijven trappen.”
Leonard B. is in het verleden eerder veroordeeld voor een geweldsdelict. Volgens B. had dat niet veel om het lijf. Hij kreeg bij een stoplicht een woordenwisseling met „een arrogant mannetje in een Duitse Porsche.” „Hij zei ”Schwein” tegen me, toen heb ik hem vastgepakt, waarop hij zich in zijn Porsche liet vallen.”
B. geeft toe dat hij te ver ging in de afstraffing van de baldadige jongeman in het winkelcentrum. „Wat ik gedaan heb, kan niet.”
Wel houdt hij een wrang gevoel aan de zaak over. „Wij proberen iets te doen aan normen en waarden, en worden daarvoor gestraft. Die jongen is het begin van de ellende en loopt gewoon vrij rond. Vindt u het gek dat niemand in Venlo een hand uitstak, toen die jongen werd doodgeslagen? De minister van Binnenlandse Zaken zei dat hij een „rotschop” had uitgedeeld, maar dan had hij kans gehad om op het matje te moeten komen.”
De politierechter wijst erop dat B. aangifte kan doen tegen de jongeman wegens belediging. B.: „Dat zeiden ze op het politiebureau ook. Toen antwoordde ik: „Nou, dan doe ik dat bij dezen.” Vervolgens heb ik daar nooit meer wat van gehoord.”
B.’s vrouw, huilend in de rechtszaal: „Ik probeer het goede uit de mens te halen. Maar ik bemoei me nergens meer mee. Ik durf haast niet meer naar buiten.”