Kerk & religie

Bevoegdheid betwist van hervormde synode

Waaraan kan de Nederlandse Hervormde Kerk de bevoegdheid ontlenen om aan vrije gemeenten of kerkvoogdijen een toezichtregeling op te leggen? Dat is voor mr. L. Hardenberg, advocaat van de veertig hervormde vrijbeheergemeenten, de hoofdvraag in de kerkvoogdijkwestie. De vraag wanneer en hoe de synode, die eerst niet bevoegd was, wel bevoegd is geworden, hield hij maandag enkele keren aan het gerechtshof in Den Haag voor.

Van onze kerkredactie
11 December 2001 10:38Gewijzigd op 13 November 2020 23:18
DEN HAAG – Bij het gerechtshof in Den Haag diende maandag het hoger beroep dat veertig hervormde vrijbeheergemeenten hadden aangespannen in de kerkvoogdijkwestie. Mr. L. Hardenberg uit Amsterdam (r., staand) voerde het pleidooi namens de gemeenten. Mr.
DEN HAAG – Bij het gerechtshof in Den Haag diende maandag het hoger beroep dat veertig hervormde vrijbeheergemeenten hadden aangespannen in de kerkvoogdijkwestie. Mr. L. Hardenberg uit Amsterdam (r., staand) voerde het pleidooi namens de gemeenten. Mr.

Daar diende het hoger beroep dat de hervormde gemeenten hebben aangespannen in de kerkvoogdijkwestie. De Generale commissie voor de behandeling van bezwaren en geschillen (GCBG) sprak in 1998 uit dat de gemeenten hun vrij beheer niet mogen houden. De rechtbank van Den Haag ging hier vorig jaar april in mee.

Ten onrechte, vindt mr. Hardenberg. Aan de hand van een historisch overzicht liet hij zien waarom. De hervormde synode was voor 1869 niet bevoegd zich met het beheer te bemoeien. Toen het overheidstoezicht in 1869 werd afgeschaft, is ze dat volgens hem ook niet geworden. Daarom is de centrale vraag in zijn ogen of de synode die bevoegdheid later alsnog heeft gekregen en van wie dan.

Eén ding is voor hem in ieder geval duidelijk. Een niet-bevoegde synode kan zichzelf niet bevoegd maken. Met een reeks aan citaten uit de Handelingen van de synode uit 1949, 1950, 1965, 1964 en 1979 maakte hij duidelijk dat de synode zichzelf er tot 1991 goed van bewust is geweest dat ze niet bevoegd was met eigen besluiten nieuwe regelingen in te voeren met betrekking tot het plaatselijk beheer. „Elke gemeente treedt vrijwillig toe”, was door de jaren heen de teneur.

De overgangsbepaling over de vrijwillige toetreding tot het vrij beheer schíép volgens Hardenberg dan ook geen recht, maar erkende het recht zich vooralsnog niet aan te sluiten. Het had eerbiedigende werking.

Geen toezegging
Mr. P. A. Wackie Eysten, advocaat van de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK), stelde daartegenover dat er nooit een toezegging over vrijwillige toetreding is gedaan. In de overgangsbepalingen bij de kerkorde is volgens hem juist uitdrukkelijk de mogelijkheid opengehouden om later anders te beslissen. „Het lijkt alsof Hardenberg dat totaal negeert.”

Maar volgens Hardenberg gelden de overgangsbepalingen behalve als er later rechtsgeldig wijzigingen in worden gemaakt. „Maar het recht om eenzijdig in het vrij beheer van derden in te grijpen, kon de synode zichzelf niet eenzijdig verlenen.” Evenmin kan de synode in zijn ogen haar eigen bevoegdheden vaststellen of wijzigen.

Volgens mr. Wackie Eysten was en is de kerk wel degelijk bevoegd. Het vermogensrechtelijk toezicht hoort tot de orde van de kerk, zei hij met een beroep op de kerkorde. En diezelfde kerkorde regelt ook de manier waarop de synode wijzigingen in de kerkorde kan vaststellen. „Aan de bevoegdheid van de synode om een wijziging van de kerkorde vast te stellen, inclusief wijzigingen die het beheer van en het toezicht op kerkelijke gelden en goederen betreffen, kan in redelijkheid niet worden getwijfeld. De kerkorde van 1951 is door de gehele kerk aanvaard. Het complete draagvlak wordt door niemand betwist. Hiervan maakt deel uit de overgangsbepaling dat later anders kan worden besloten.”

Structuur
Verder bracht Hardenberg over de structuur van de NHK naar voren dat die niet is te vergelijken met een vereniging als de ANWB met haar plaatselijke afdelingen. „Dat is uit den boze.” Hij vindt het ook „volstrekt onjuist” dat de GCBG en de rechtbank uit het feit dat gemeenten onderdeel zijn van de kerk –de term komt uit artikel 2:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)– een zekere mate van ondergeschiktheid afleiden. De advocaat van de gemeenten betoogde juist dat de NHK van onderaf is opgebouwd en dat de gemeenten een dominerende positie hebben.

Dat de kerkelijke rechter heeft gesteld dat in de presbyteriaal-synodale structuur van de Hervormde Kerk het hoogste gezag trapsgewijs via kerkenraad en vergadering van de classis berust bij de generale synode, vindt hij „onbegrijpelijk en verontrustend” en in „flagrante strijd met de kerkorde.”

Dat Hardenberg tijdens zijn pleidooi een aantal keren de „typisch gereformeerde” term kerkverband gebruikt, verraadt volgens Wackie Eysten dat de door de gemeenten gehuldigde visie op de structuur van de kerk onjuist is. Hij onderstreepte dat de Hervormde Kerk tot het presbyteriaal-synodaal type behoort. „Kerkenraden zijn gebonden aan besluiten van meerdere vergaderingen, waarvan de synode de meeste is.” Hij liet de griffier van het hof dan ook nadrukkelijk aantekenen dat alle door Hardenberg aangehaalde rechterlijke uitspraken om zijn visie te bewijzen betrekking hebben op gereformeerde kerken.

Vaarwel
In het feit dat het Haagse hof in vorige arresten bij herhaling de gemeenten heeft gewezen op de mogelijkheid om de band met de NHK te verbreken, ziet Hardenberg een erkenning van het uiterst gewichtig beginsel dat de gemeenten vrijelijk kunnen beslissen over hun deelnemen in de NHK. „Als zij het meerdere kunnen, waarom kunnen zij dan ook niet het mindere en weigeren haar –van meet af aan bestaande– beheervrijheid op te geven?”

Hardenberg vindt het echter te veel gevergd om een gemeente die haar vrij beheer wil behouden „te dwingen om ook de oude vaderlandse NHK, die haar ondanks alles lief is, vaarwel te zeggen.”

Uitspraak 7 maart.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer