VVD-prominenten steunen Rutte
VVD-leider Rutte zou met zijn pleidooi voor verruiming van de vrijheid van meningsuiting geen goede liberaal zijn. Onzin, zeggen prominente VVD’ers Van Schie en Vonhoff.
Premier Balkenende begreep er niets van, zo zei hij afgelopen dinsdag in de Tweede Kamer. Dat een voorman van een liberale partij, VVD-fractievoorzitter Rutte, wil tornen aan de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. „Heel teleurstellend”, sprak de minister-president. Volgens hem zijn in de liberale traditie vrijheid van meningsuiting en persoonlijke verantwoordelijkheid nauw met elkaar verbonden.Opmerkelijker nog was de kritiek van een partijgenoot van Rutte, Wiegel. De VVD-coryfee haalde in zijn column in dagblad De Pers het oude liberale beginsel nog eens aan dat de ene vrijheid eindigt waar die van een ander wordt aangetast. Om nu, net na de uitspraak van het Amsterdamse gerechtshof dat PVV-fractievoorzitter Wilders moet worden vervolgd, met nieuwe wetgeving te komen is „gelegenheidspolitiek”, vond Wiegel.
Gelegenheidspolitiek? Onzin, vinden Van Schie, directeur van de Teldersstichting, de denktank van de VVD, en VVD-erelid Vonhoff.
Rutte laat een „heel mooi liberaal geluid” horen, zegt Van Schie. „In de klassiek-liberale traditie reikt de vrijheid van meningsuiting heel ver.”
Hij wijst op het pleidooi voor individuele vrijheid, ”On liberty”, van de negentiende-eeuwse Engelse filosoof John Stuart Mill, in Engeland ooit verkozen tot de grootste liberaal aller tijden. Mill maakt in dit essay duidelijk dat het onjuist is om wettelijke grenzen aan de vrijheid van meningsuiting te stellen. De grens ligt bij de persoonlijke verantwoordelijkheid; ieder moet voor zichzelf de afweging maken wat hij wel en niet kan zeggen.
Van Schie: „De vrijheid van meningsuiting is er juist om uitlatingen die wij als samenleving minder graag willen horen, toch mogelijk te maken; zelfs de opvatting die door slechts één persoon wordt gehuldigd. Achteraf kan die ene mening de juiste blijken te zijn. En zelfs als hij of zij een verkeerde mening blijkt te hebben, dan nog kan die ons prikkelen.”
Een directe oproep tot geweld, ja, dat kan natuurlijk niet, erkent Van Schie. Hij is niet voor het schrappen van beperkingen op grond van laster, smaad en persoonlijke belediging. Maar alle andere wettelijke beperkingen, zoals godslastering en belediging van groepen, kunnen worden geschrapt, zo vindt hij met Rutte.
Vonhoff, oud-staatssecretaris en oud-commissaris van de Koningin, deelt de mening van Van Schie. Hij vindt het „heel goed” dat Rutte afgelopen week „even op de rem ging staan.” Zelf noemt hij zich een „gematigd voorstander” van een verruiming van de wettelijke grenzen van de vrijheid van meningsuiting.
„Wij hebben in toenemende mate te maken met een juridisering van de samenleving”, beargumenteert Vonhoff. „De rechtspraak dringt steeds vaker het bestuurlijke en politieke proces binnen.” Hij wijst op het bevel van het gerechtshof om Wilders te laten vervolgen.
„Ik heb twee principiële bezwaren tegen de uitspraak. In de eerste plaats constateert het gerechtshof ten onrechte nu al een hele duidelijk strafbaarheid van de uitlatingen van Wilders. Op die manier krijgt de aanwijzing de vorm van een vonnis, een veroordeling zonder hoor en wederhoor.”
Daarnaast vindt de liberaal dat het gerechtshof zichzelf een te grote rol toedicht. „Het strafrechtelijk forum vormt een onderdeel van het maatschappelijk debat”, zo staat er in het bevel. „Dat gaat veel te ver”, vindt Vonhoff. „De rechtspraak is de uitkomst, niet een onderdeel van het maatschappelijk debat.”
Volgens Vonhoff loopt de rechtszaak tegen Wilders het grote gevaar een „politiek proces” te worden. De rechtsgeschiedenis geeft hem gelijk, zo zegt hij. „Achteraf zijn we ongelukkig met de meeste veroordelingen in zaken waarbij het ging om belediging.” Zo noemt hij het voorbeeld van Janmaat, voorman van de Centrumdemocraten, die in 1997 een boete van 7500 gulden kreeg nadat hij tijdens een demonstratie had geroepen de multiculturele samenleving te willen afschaffen. „Dat was een politiek correcte uitspraak.”
Conclusie, zegt Vonhoff: „De grenzen van de vrijheid van meningsuiting moeten worden opgerekt.” Hij zegt het met aarzeling, voegt hij er onmiddellijk aan toe. „Verruiming heeft een gevaarlijke kant: ernstige verruwing van het maatschappelijk debat. Maar alles overziende zeg ik toch dat we de grenzen wat moeten oprekken.”