Kerk & religie

Uit de kerkelijke pers

Alle Volken

6 December 2002 19:23Gewijzigd op 13 November 2020 23:59


Het zendingsveld: ver van mijn bed? Zeker niet alleen, stelt ds. Albert van Blijderveen, zendingswerker in Costa Rica. In het informatieblad ”Alle Volken” (van de Gereformeerde Zendingsbond) wijdt hij er een column aan.„Om goed te functioneren op het zendingsveld heeft een zendingswerker meerdere vaardigheden nodig. Dat begrijpen we allemaal. Hij zal de taal uitstekend moeten beheersen. Hij zoekt natuurlijk contacten aan te gaan, heeft liefde voor de mensen en doet trouw voorbede. Hij of zij kent de leef- en denkwijze van de plaatselijke bevolking en interesseert zich daarvoor. Een goede zendingswerker zal zich tot op grote hoogte aanpassen aan de plaatselijke cultuur. Niet alleen als ’trucje’, maar om echt te dienen en in het zoeken van het verlorene zo dichtbij mogelijk te komen. Als een trouwe volgeling van het vleesgeworden Woord. Ja toch? Over dit alles zijn we het allemaal in grote lijnen eens.

En als het zendingsveld nu eens in Nederland ligt, vlak achter onze eigen achterdeur? En als we eens al deze benodigde vaardigheden op onszelf toepassen? Heeft Christus niet al Zijn leerlingen gezonden zoals de Vader Hem zond? In hoeverre kunnen wij het Evangelie uitleggen in taal die voor niet-kerkmensen begrijpelijk is? Zoeken wij ’natuurlijk’ contacten aan te gaan? En dat van die liefde en trouwe voorbede? Weten wij wat onze niet-gelovige buren en collega’s beweegt? In hoeverre passen wij ons aan om de ander te bereiken? Vrij naar Paulus: de postmodernen postmodern, om in elk geval enigen te behouden. „En dit doe ik om des Evangelies wil, opdat ik hetzelve mede deelachtig zou worden” (1 Kor. 9:23). Het is dus niet bepaald vrijblijvend…

We begrijpen allen dat er een bepaalde houding op het zendingsveld nodig is. Dat bepaalde vaardigheden nodig zijn, daar zijn we het allemaal over eens zolang het om overzee gaat. Maar moeten wij als Nederlandse gemeenten niet evenzeer die toegewende en opzoekende grondhouding aankweken en aanpreken? Hoe begrijpelijk en aantrekkelijk zijn onze erediensten en activiteiten voor buitenstaanders? Zouden wij ons niet met meer liefde en ernst kunnen voorbereiden op onze taak in ons eigen oer-Hollandse zendingsveld?”

Om Sions Wil
„Het kan zijn dat wij verkeerd denken”, schrijft de auteur van de rubriek ”Voor de zaterdagavond” in ”Om Sions Wil”, „maar wij krijgen de indruk dat er geen tijd geweest is waarin men zich zoveel heeft bezonnen op de prediking als juist in onze tijd. Waarom is deze bezinning nodig?”

„Om na te gaan óf er ook vruchten op de prediking zijn. Wanneer dit niet het geval is, mankeert er wat op de kansel, zo heeft ds. J. Fraanje eens gezegd. Als wij hem goed begrepen hebben, wilde hij daarmee zeggen dat er aan de inhoud van de prediking iets niet deugde. Er wordt iets in gemist! Ds. Fraanje zocht het dus niet in de stijl van de prediking, maar vooral in de inhoud.

Nu is het niet zó dat de stijl er niet zoveel toe doet. Op de kansel moet er kanseltaal gesproken worden! Het is Gods Woord dat uitgedragen wordt en de stijl moet daarmee in overeenstemming zijn. ’t Is niet helemaal te vergelijken, doch de taal die op de markt gesproken wordt, is een andere dan die men vanaf de kansel hoort. Daarmee willen wij niet zeggen dat wij als predikanten vanaf de kansel een onverstaanbare taal moeten spreken. Er mag gewoon Nederlands gesproken worden, zodat een ieder die taal verstaat. Kinderen vanaf twaalf jaar moeten de preek kunnen begrijpen, maar dan gaat het er wel om dat er verstaanbare taal door hen wordt gehoord. Wellicht dat iemand denkt: Twaalf jaar is toch wel erg laag. Misschien is dit ook wel het geval, doch wij moeten niet vergeten dat als een kind van twaalf jaar de prediking begrijpt, een mens van vijftig óf tachtig jaar dit zeker zal doen.

Verstaanbare taal dus in de prediking, hoewel wij niet zeggen dat predikanten die niet zo begrijpelijk preken, geen zegen hebben op hun arbeid. Mensen kunnen soms onder de prediking zitten van wie de stijl en taal abominabel (afschuwelijk) is, maar die toch gezegend, soms zelfs zeer gezegend de kerk verlaten.

In de Handelingen lezen wij dat een ieder in eigen taal de apostelen hoorde spreken. Zo moet het ook vandaag gebeuren! Toch zeggen wij niet dat dit de oorzaak is tengevolge waarvan er soms weinig vrucht is op de prediking. ’t Is ons te gemakkelijk om te zeggen dat de oorzaak is de taal die door de verkondiger van het Woord gesproken wordt. Zelf denken wij dat er andere oorzaken zijn. Met ds. Fraanje denken wij allereerst aan de inhoud van de prediking. Wordt vanaf de kansels nog wel de volle raad Gods verkondigd? Wordt er nog wel uiteengezet, hoe de Heere werkt? Vergissen wij ons, als wij stellen dat niet meer zo duidelijk de gemeente wordt voorgehouden dat de Heere begint in het leven van een mens? Ja, dat Hij híermee begint dat Hij de mens niet z’n bezit aanwijst, maar wel zijn gemis. Ook dat het de grootste nood is dat de mens geen nood kent. Zou dit ten diepste niet de nood van de prediking zijn dat de drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid, niet in de prediking gehoord worden?

Wij denken aan déze adventsweken. Wij herdenken opnieuw dat de Zaligmaker is geboren in Bethlehems stal. Terecht wordt er op Zijn komst nadruk gelegd. Echter… wordt er ook duidelijk gezegd in de prediking dat er tussen God en ons vanwege onze val een geweldig diepe kloof bestaat? En dat de Zoon van God is gekomen om de kloof tussen God en ons weg te nemen? Wordt er ook duidelijk in de prediking gesteld dat wij de geboorte van Boven nodig hebben? Anders gezegd, dat wij door genade moeten kunnen zeggen: „Het heeft God behaagd Zijn Zoon in mij te openbaren?”

Voor wie is de Zaligmaker gekomen? Voor missende mensen die missend zijn gemaakt. Er moet plaats voor Jezus gemaakt zijn en anders kan er nog zoveel van Hem gezegd worden, maar ’t gaat alles aan ons voorbij. Plaats voor Hem in ons leven is er alleen als de Heere voor Hem plaats gemaakt heeft.

Ds. Fraanje kende in z’n tijd het woord postmodernisme niet. Wij wel! Eén van de kenmerken van het postmodernisme is dat het van die diepe kloof tussen God en ons niet wil weten. Op een of andere manier is het postmodernisme religieus van aard, maar niet in de zin van de Bijbel en de belijdenisgeschriften. Zou soms de prediking meer door het postmodernisme zijn besmet dan wij wel willen weten?

Een andere vraag is óf de preek wel kan landen in het leven van een modern mens. De gehele week is men met geheel andere dingen bezig dan dat men zondags in de prediking hoort. Natuurlijk is dit laatste niet helemaal juist, want als het goed is komt ook het dagelijks leven in de prediking ter sprake. Maar ook al is dit het geval, toch blijft de vraag staan: Kan de prediking iets uitwerken in het leven van een modern mens die met al de vezels van zijn bestaan aan deze wereld vastzit? Wij zijn geneigd te zeggen: een preek van zonde en genade, wet en Evangelie zal nooit enig doel bereiken in het hart van een moderne mens. Echter… laten wij ons niet vergissen. De Heilige Geest is God. En God is almachtig. Wanneer het de Heilige Geest behaagt, breekt Hij door alles heen. Zelfs het gezapige leven van een modern mens die op zondag in de kerk zit, kan Hij ondersteboven keren. Hij kan het zó doen dat zo’n mens gaat bidden: O God, wees mij, de zondaar, genadig!

Zelfs in deze postmoderne tijd zijn wij er diep van overtuigd dat de Heilige Geest mensen kan bekeren. Wat dat betreft, zouden wij niet graag de Heilige Geest Zijn vermogen ontzeggen. Ook dit is waar: allen die in het bundeltje der levenden zijn opgenomen, hoe modern zij ook zijn, zullen worden toegebracht. Uit welke diepte van ellende zij dan ook opgehaald moeten worden! Want dit Schriftwoord is en blijft waar: Het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer