„SoW is een bloem die opengaat”
De nieuwe directeur van de dienstenorganisatie Samen op Weg houdt ervan de dingen open en direct te zeggen. Het liefst heeft hij dat je hem gewoon Wouter noemt. Anderhalve week geleden benoemde de triosynode ir. W. A. van Santen (54). Op SoW heeft hij -hoe kan het ook anders- een positieve kijk. „We staan aan het begin van nieuwe bloei.”
In het Landelijk Dienstencentrum (LDC) in Utrecht was hij bepaald geen onbekende. Sinds begin dit jaar heeft Van Santen als interim-directeur de grote reorganisatie uitgevoerd die de SoW-kerken uit de financiële problemen moest helpen. Toch is de overgang groot. „Vorige week maandagmorgen reed ik naar mijn nieuwe baan. Het afgelopen jaar was het vertrekpunt: Wij lossen met elkaar een heel groot probleem nú op. Dat is gedaan. Het vertrekpunt is nu dat we allemaal met elkaar aan de slag gaan in een nieuwe situatie, op een manier die prettig en doelmatig is.”
Dat kan inmiddels ook, aldus de nieuwe directeur. „Er zijn vier piketpaaltjes geslagen. Er is een nieuwe organisatiestructuur, een nieuwe begroting zonder tekort, een andere quotumregeling en een integraal beleidsplan, waarover de synode later deze maand spreekt. Als we nu maar tussen deze grenzen gaan lopen, kunnen er geen ongewenste dingen meer gebeuren.”
Aarzelende geluiden bij de benoeming van een interimmer tot directeur cirkelen rondom de vraag „Kan een breker wel een bouwer worden?” Wat vindt Van Santen zelf? „Deze gedachte komt voort uit het etiket dat velen op een interim-directeur plakken. Maar over wie hebben we het? Over een interim-directeur of over Wouter van Santen? Voor mij is het nooit breken geweest. Vanaf het begin was het bouwen aan een situatie waarin continuïteit mogelijk is. Voor sommige individuele personen creëer je inderdaad een breuk in hun activiteiten. Maar voor de organisatie als geheel is er sprake van een stijgende lijn.”
In het land bestaan verkeerde beelden over de rol van de dienstenorganisatie, merkt Van Santen. „Er wordt hier veel goed werk gedaan, onder andere op het gebied van diensten aan de samenleving, het behoud van identiteit en het uitstralen ervan, en het doorgeven van veel hulp en financiële middelen over de aardbol.” Zelf was hij hiervan als ’gewoon’ lid slecht op de hoogte. Toch is de directeur niet van plan de verkeerde beeldvorming rechtstreeks te bestrijden. „Dat doen we door bezig te zijn met goede dingen. Als mensen het goede willen zien, zullen ze het ook zien. Daar vertrouw ik op.”
Dat bijvoorbeeld hervormd-gereformeerde kerkleden meer binding hebben met organisaties als GZB, IZB en HGJB dan met het LDC, erkent Van Santen. Hij vindt het geen enkel probleem. „We zijn elkaars verlengde en vullen elkaar aan. De geldstroom die daarheen gaat, wordt goed besteed en gaat dus de goede kant uit. Onze erkenning blijkt ook uit het feit dat in de nieuwe quotumregeling afdrachten aan deze organisaties zijn vrijgesteld. Verder hebben we toegezegd dat er in de nieuwe structuur van de dienstenorganisatie een plaats komt om deze modalitaire uitvoeringsorganisaties (muo’s) te laten participeren, bijvoorbeeld door deelname aan de programmaoverlegvergaderingen. Als het contact met de muo’s maar close is, is het goed.”
Wouter van Santen groeide op in een predikantsgezin. Na een technische opleiding in Delft werkte hij in allerlei bedrijven in directiefuncties. „Ik heb geleerd dat je het in een bedrijf met elkaar doet. Echte kwaliteit hoeft niet in vakkennis te zitten. Het zit in mensen en de organisatie, in helderheid en betrokkenheid.” Van Santen is zich steeds meer gaan bezighouden met de organisatie en altijd in verband met de financiën. „Wie daar niet goed voor zorgt, is -om het koninklijk te zeggen- een beetje dom.”
Toch is dit maar een stukje van Wouter van Santen, zegt hijzelf. „Geleidelijk aan is de liefde die mensen nodig hebben om te kunnen en te willen leven steeds belangrijker voor mij geworden. Die zoek ik in mijn leven.”
Wie van Van Santen wil horen dat werken in de techniek heel wat anders is dan werken in de kerk, is aan het verkeerde adres. „Overal zijn mensen die hun werk goed willen doen.” Wat volgens hem wel verschilt, is dat je kunt spreken over het Evangelie en de reden waarom je ervoor kiest dit werk te doen. „Hoewel…, de medewerkers moeten er wel aan wennen dat de leiding over hun diepere motivatie wenst te praten.”
Van Santen woont in Zuid-Scharwoude, een dorp ten noorden van Alkmaar. Kerkelijk valt zijn woonstek onder Langedijk-Noord. Hij is belijdend lid en leeft „op enige afstand” mee in de plaatselijke SoW-gemeente. „Ik wil mijn actieve betrokkenheid niet overdrijven. Ik ben lid van de ontvangstcommissie van de kerk. Dat betekent dat ik enkele malen per jaar de kerkgangers bij de deur een goede dienst sta te wensen. Dat doe ik met groot genoegen.”
Als Van Santen een vraag krijgt voorgelegd over het naderende einde van het SoW-proces, veert hij op van zijn stoel. Het woord einde klinkt helemaal verkeerd in zijn oren. „SoW is een bloem die opengaat. Het zou het einde zijn wanneer die geen water meer krijgt. Maar nu staan we aan het begin van nieuwe bloei.”
Blijft de vraag of de directeur de breed levende zorgen over een breuk als gevolg van een positief verenigingsbesluit deelt. „Het gaat er bij mij om: Heb je respect voor en herken je iets van elkaar? Ik heb een gesprek meegemaakt met een aantal voorgangers van het Gekrookte Riet. Wat mij betreft, heb ik dat ook bij hen zeer duidelijk gevoeld. Het Gekrookte Riet wil er graag bij blijven. Het is op zoek naar een route waarlangs dat kan. Het is voor mij belangrijk dat je in gesprek wilt blijven en dat je de liefde herkent die je gemeenschappelijk hebt.”
Tijdens een van de gesprekken met bezwaarden werd bij de nieuwe directeur ook het fusie-federatiemodel onder de aandacht gebracht. De organisatiedeskundige windt er geen doekjes om als hij zegt hoe hij tegen een dergelijk voorstel aankijkt. „Het is altijd gevaarlijk als verschillen in geloof moeten worden vertaald in verschillen in organisatie. Die dingen hebben niets en nog minder met elkaar te maken. Besteed aandacht aan het eerste en laat het tweede over aan mensen die dat goed kunnen regelen.”
Van Santen denkt dat het goed is dat in het voorjaar een tijdpad voor SoW is afgesproken. „Ik merk dat steeds meer mensen dankbaar zijn dat er land in zicht is.” Hij wijst ook op de pastorale brief die het moderamen enkele weken geleden aan alle kerkenraden heeft gestuurd. „Ik heb gehoord dat veel mensen verbaasd zijn over de antwoorden die ze op hun vragen krijgen. Het ligt veel meer in de richting die ze hoopten, maar dachten niet te mogen verwachten.”
Dat er desondanks bij anderen grote zorgen blijven bestaan, is Van Santen bekend. Hij ziet echter „zeker” nog mogelijkheden om de eenheid te bewaren. „Waar ik kan, probeer ik mijn invloed positief aan te wenden, maar ik moet daarin bescheiden zijn. De ambtelijke organen hebben daar een meer pregnante stem in.”